Macronitriënten Flashcards

1
Q

Welke macronutriënten zijn er?

A

. Eiwitten (proteïne), 17kJ, 4 kcal
. Vetten, 38kJ, 9 kcal
. Koolhydraten, 17kJ, 4 kcal
. (Alchohol), 29kJ, 7kcal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn essentiële aminozuren en hoeveel zijn er?

A

Aminozuren die het lichaam niet zelf kan aanmaken en dus via voeding binnen moet krijgen.
Er zijn er 8 van de in totaal 20.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een volwaardig eiwit?

A

Wanneer in een eiwit alle essentiële aminozuren voorkomen.

Anders spreken we van een onvolwaardig eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de biologische waarde van een eiwit?

A

Geeft aan hoeveel het eiwit overeenkomt met dat van een lichaamseigen eiwit.
Een hoge biologische waarde betekend dat de verhouding van essentiële aminozuren van het eiwit ongeveer overeenkomt met de eiwitten van ons lichaam.
Voornamelijk eiwitten van dierlijke producten hebben een hoge biologische waarde.
Als de verhouding veel verschilt spreken we van een lage biologische waarde.
Dit zijn voornamelijk eiwitten van plantaardige oorsprong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is netto eiwitbenutting?

A

Geeft aan hoeveel procent van het eiwit kan worden benut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef voorbeelden van voedingsmiddelen met volwaardige eiwitten met hoge en lage biologische waarde.

A
Hoge; 
. kippenei
. Vlees
. Vis
. Melk
Lage;
. Peulvruchten
. Tarwe
. Noten
. Groenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Aanvullende waarde?

A

Voedingsmiddelen met verschillende eiwitten die elkaar aanvullen vwb essentiële aminozuren en gezamenlijk voor een hogere biologische waarde zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem eiwitbronnen.

A
Dierlijk:
. Melk en melkproducten 
. Kaas
. Eieren
. Vlees en vleeswaren
. Vis, schaal- en schelpdieren
Plantaardig:
. Aardappelen 
. Peulvruchten 
. Sojabonen en soja producten 
. Noten en zaden
. Granen: tarwe, gerst, haver, Rogge, boekweit, rijst
. (In geringe mate) fruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem eigenschappen van Vetten.

A

. Onoplosbaar in water
. Geven smaak aan voedingsmiddelen
. Geven een verzadigingsgevoel.
. De verteerbaarheid is afhankelijk van
- de lengte van de koolstofketen
- de mate van verzadiging van de vetzuren
- het al dan niet geëmulgeerd zijn
. Kunnen zeer hoog verhit worden
. Mate van vloeibaarheid hangt af van de mate van verzadiging.
. Kunnen een scheidingslaag vormen tussen twee stoffen
. Kan bederven, ranzig worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly