Luchtdrukte deel 2 Flashcards

1
Q

Isotherm

A

Een lijn op de kaart die punten met dezelfde temperatuur verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Warmtecapaciteit

A

Vermogen om energie in de vorm van warmte op te slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zeestromen

A

Bewegingen van grote massa’s water in oceanen en zeeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Temperatuursschommeling

A

Het verschil tussen de minima en maxima temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Absolute vochtigheid

A

De totale hoeveelheid waterdamp in de lucht op een bepaald moment, bij een bepaalde temperatuur (g/m3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Relatieve vochtigheid

A

De verhouding tussen de aanwezige waterdamp bij een bepaalde temperatuur en de maximale hoeveelheid waterdamp bij dezelfde temperatuur (%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dauwtemperatuur

A

De temperatuur waarbij de condensatie bereikt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een front

A

Een overgangszone tussen verschillende soorten lucht, bv koudere en warmere of drogere en vochtige lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Occlusiefront

A

Wanneer een warmtefront wordt ingehaald door een koufront

Scheiding tussen koele lucht ervoor en koudere lucht erachter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Warmtefront

A

Voorste begrenzing van warmere lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Koufront

A

Voorste begrenzing van koudere lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Frontale depressie

A

Lagedrukgebieden waaraan één of meerdere fronten vasthangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Luchtdruk

A

Gewicht van een massa lucht op een opp, uitgedrukt in hpa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoogedrukgebieden, maxima, anticyclonen

A

Gebieden met relatief hoge luchtdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lagedrukgebieden, minima, depressie

A

Gebieden met relatief lage luchtdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Isobaren

A

Lijnen die punten met eenzelfde luchtdruk verbinden

17
Q

Luchtsoort

A

Luchtmassa die vrij homogeen is qua temperatuur en vochtigheidsgraad

18
Q

Globale circulatiepatroon

A

Gemiddelde patroon van de luchtdrukgebieden en winden op Aarde

19
Q

Thermische drukgebieden

A

Luchtdrukgebied dat ontstaat door temperatuursstijging/daling

20
Q

Dynamische drukgebieden

A

Luchtdrukgebied dat ontstaat door bewegende luchtmassa’s

21
Q

Thermisch lageluchtdrukgebied

A

L dat ontstaat door opwarming van onderste lagen

22
Q

Equatoriale minimum

A

L in de buurt van de evenaar

23
Q

Thermische hogedrukgebied

A

H dat ontstaat door afkoeling van onderste luchtlagen

24
Q

Polaire minimum

A

H in de buurt van de polen

25
Subtropisch maximum
H dat zich in de subtropen bevindt ong 30° N/S
26
Passaten
Een wind die waait tussen de subtropische maxima en equatoriale minima
27
Subpolaire minimum
L dat zich rond 60° N en S bevindt
28
ITCZ
Intertropische convergentiezone, gordel van equatoriale L waar NO en ZO passaten samenkomen
29
Convectieregen
Neerslagtype dat ontstaat door sterkte opwarming van het aardoppervlak, waardoor warme en vaak vochtige lucht stijgt
30
Aardrevolutie
Beweging van de Aarde rond de Zon
31
Stuwingsneerslag/orografische neerslag
Neerslagtype dat ontstaat door botsing van luchtmassa tegen een gebergte. Lucht wordt verplicht om te stijgen en zal afkoelen.
32
Regenschaduw
Gebied achter een gebergte tov overheersende windrichting. Weer vaak zonnig en droog