24/7 Flashcards

1
Q

Horizon

A

Denkbeeldige grenslijn tussen het aardoppervlak en de hemel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hemelkoepel

A

Hemel boven de horizon lijkt zich als een halve bol boven de waarnemer uit te strekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zenit

A

Punt op de hemelkoepel loodrecht boven de waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Magnetische declinatie

A

De hoek tussen het magnetische en het geografische noorden voor een bepaalde plaats op het aardoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dagboog

A

Een boog die een hemellichaam (de zon) tijdens zijn schijnbare beweging langs de hemel beschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Culminatiehoogte

A

Het moment op de dag waarbij de zon haar hoogte punt bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(Noordelijke) hemelpool

A

Een punt aan de hemelkoepel in het verlengde van de geografische noordpool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Poolshoogte

A

De hoogte van de hemelpool boven de horizon
= geografische breedteligging van de waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Circumpolair

A

Volledige cirkelbeweging boven de horizon kan worden waargenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aardas

A

Denkbeeldige middellijn die van de geografische noordpool naar de geografische zuidpool loopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sterrendag

A

De tijd tussen 2 opeenvolgende culminaties van een verafgelegen ster = 23u56’04”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dagzijde

A

Deel van de aarde dat naar de zon gericht is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nachtzijde

A

Deel van de aarde dat geen zonlicht zal ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De zonnetijd

A

De stand van de zon aan de hemelkoepel gebruiken om de lokale tijd te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zonetijd

A

De tijd die gebruikt wordt binnen een bepaalde zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meridiaan van 180°E (of W)

A

De grens waar de theoretische uurgordels UTC +12 en UTC-12 elkaar ontmoeten

17
Q

Zonnedag

A

De periode waarna de zon weer boven dezelfde meridiaan staat

18
Q

Geografische noorden

A

De richting van de geografische noordpool, een vast punt op het noordelijk halfrond waarin alle lengtelijnen of meridianen elkaar snijden

19
Q

Polaris/Poolster

A

De enige ster die nagenoeg onbeweeglijk aan de hemel lijkt te staan en in het noordelijk halfrond dus altijd het geografische noorden aanwijst

20
Q

Aardrotatie

A

De beweging van de Aarde rond de aardas

21
Q

Magnetische noorden

A

Het veranderlijke punt waar een kompasnaald verticaal naar beneden wijst