LP1 Flashcards

1
Q

Radiologie

A

Leer van de stralenbehandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnostische radiologie

A

Beelden gebruiken om een diagnose te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interventionele radiologie

A

Beelden gebruiken om een procedure uit te voeren (vasculair of niet-vasculair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conventionele radiografie

A

RX, ‘foto’ = met röntgenstralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

CT

A

= computer tomografie = met röntgenstralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Echografie

A

Met geluidsgoven, niet met röntgenstraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

MRI

A

Magnetische resonantie = niet met röntgenstralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer zijn röntgenstralen ontdekt?

A

Ongeveer 130 jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer werd echogrefie uitgevonden?

A

Ongeveer 80 jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer werd CT uitgevonden?

A

Ongeveer 50 jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer werd MRI uitgevonden?

A

Ongeveer 50 jaar geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 objecten nodig voor conventionele radiologie

A

Generator (maakt stralen), object en detector (vangt stralen op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden röntgenstralen geproduceerd in een RX machine?

A

Alle drie de stappen van rontgenproductie gebeuren in de rontgenbuis
1. Verhitting filament cathode waardoor er elektronen worden vrijgegeven (thermionische emissie)
2. Versnelling van de elektronen door het aanleggen van een elektrische spanning (kVp = kilo volt potentiaal)
3. Elektronen worden aangetrokken tot de positief gelanden anode
Tijdens het vertragen geven elektronen hun energie vrij onder de vorm van hitte en röntgenstralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden de x-stralen in de detector omgezet

A

—> licht en dan —> stroom (indirecte conversie)
—> stroom (directe conversie)
Dit vindt plaats in de flat-panel detector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Directe DNA schade

A

DNA dubbelstrengbreuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Indirecte DNA schade

A

Vorming van vrije radicalen (OH) in het water in de cel (indirecte schade door chemische reacties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij wie beter geen röntgenstralen gebruiken en waarom?

A

Bij kinderen en zwangere vrouwen omdat die gevoeliger zijn voor DNA schade wat negatieve effecten kan hebben op de groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Deterministische effecten

A

Wanneer DNA schade foutief hersteld wordt en dit leidt tot celdood dan spreken we van deterministische effecten.
- Drempelwaarde
- haaruitval, roodheid huid, irritatie, cataract
- interventionele procedures (diagnostische procedures gebruiken minder straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stochastische effecten

A

Wanneer een foutief herstel van DNA schade leidt tot een abnormale celdeling.
- geen drempelwaarde
- kan leiden tot kanker/ leukemie
- bepaalde groepen hebben een verhoogd risico op deze effecten (rokers, drinkers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ALARA

A

As low as reasonably achievable
Justificatie: voordeel moet groter zijn dan het nadeel
Optimalisatie: hoeveelheid straling in functie van de kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er met röntgenstralen in het lichaam?

A

De straling gaat interageren met weefsels. Er volgt attenuatie (afzwakking) van de X-stralen. Deze attenuatie is afhankelijk van het soort weefsel want die hebben een verschillende densiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Basisdensiteiten RX

A

Lucht = zwart (absorbeert het minste X-stralen)
Vet = grijs, donkerder dan weke delen
Vocht en weke delen hebben een gelijkaardige densiteit
Calcium = meest dense, absorbeert meer X-stralen
Metaal = zeer dens, absorbeert alle X-stralen

Volgorde van weinig dens naar heel dens: lucht-vet-vocht en weke delen- calcium-metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is fluoroscopie?

A

Continu gebruik van röntgenstralen, bewegende beelden
Gebruikt voor digestieve onderzoeken, vasculaire onderzoeken (interventionele radiologie) en in de operatiezaal
Hogere dosis stralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat voor soort straling is röntgenstraling?

A

Röntgenstraling is geen radio-actieve straling maar ioniserende straling.
Staat de buis af dan is er GEEN STRALING

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Met wat werkt echografie?

A

Geen röntgenstralen en dus geen schade maar met ultrasone geluidsgolven (frequentie is te hoog om gehoord te worden door het menselijk gehoor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat produceert en registreert bij echografie het ultrasone signaal?

A

Echoprobe of transducer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarvan is attenuatie het resultaat bij echografie?

A

Van drie processen
1. Reflectie: de geluidsgolf stuurt energie terug naar de transducer (veel reflectie is een witter beeld = hyperechogeen)
2. Refractie: ontstaat wanneer een geluidsgolf het weefsel treft in een schuine hoek
3. Absorbtie: de energie van de geluidsgolf wordt afgegeven als hitte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe werkt een transducer

A

‘Echosonde’- Gebruit het piezoelektrisch effect (materialen die geluidsgolven omzetten in energie en omgekeerd) om een beeld te creëeren. De geluidsgolven worden gegenereerd door de kristallen in de transducer nadat ze op een elektrische manier gaan vibreren. Echo ontstaat door het effect van terugkerende geluidsgolven. Medische beeldvorming 2-15 MHZ (= ultrasoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe wordt de frequentie van de geluidsgolf bepaald bij echografie?

A

Door de vorm van de transducer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zie je op een echo met laagfrequentie golven.

A

Er is dan diepere penetratie waardoor diepere structuren zichtbaar worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zie je op een echo met hogere frequentie golven.

A

Geen penetratie - goede resolutie van meer oppervlakkige structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom gebruikt men bij een echo gel?

A

Om het laagje lucht tussen de transducer en de huid te doen verdwijnen omdat lucht voor te veel reflecties zorgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Weefselkarakteristieken bij een echografie

A

Veel reflecties —> wit beeld
Minder reflecties —> grijs beeld
Geen reflecties —> zwart beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is tomografie?

A

Een methode om een driedimensionaal beeld te produceren van de interne structuren van een vast object door het vastleggen in verschillende vlakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Gebruikt CT röntgenstraling?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Uit welke drie elementen bestaat een CT scanner?

A

Uit een röntgenbuis, een stralingsbundel en detectorrijen (multi-slice CT)
-> meerdere coupes worden gescand tijdens een rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is typisch aan computer tomografie?

A
  • verwerving van een dataset
  • achteraf: CT-reconstructietechnieken; computer processing
  • onderzoek = kort (ademhalingsstop)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe moet je een CT-beeld lezen?

A

Het is opgebouwd uit een matrix van talrijke vierkantjes (pixels)
Elke pixel heeft een CT-nummer tussen -1000 en +1000
Het wordt uitgedrukt in Hounsfield units
Water = 0
CT nummer varieert met de densiteit van het weefsel
Bot = +1000 (wit)
Weke delen = +40 - +80
Vet = -50 - -100
Longen = -400 - -600
Lucht = -1000 (zwart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat gebeurd er tijdens de postprocessing van een CT?

A

Er wordt een window-level ingesteld. De beelden worden dan aangepast want de mens kan maar een aantal grijstinten van elkaar onderscheiden. Bepaalde range van HU’s worden dan in beeld gebracht. BV. Lage aantallen —> organen met lucht
Width = range van nummers
Level = middelpunt van de window width

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Op welke drie manieren kan je het menselijk lichaam in vlakken opdelen voor een CT?

A
  • axiaal (transvers) = boven/beneden (in plakjes)
  • coronaal = voor/achter
  • sagittaal = lings/rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarvoor staat MRI?

A

Magnetic Resonance Imaging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de fysica achter een MRI toestel?

A

Basis = magnetische resonantie van een waterstof proton. Waterstofprotonen komen in grote aantallen voor in ons lichaam en zijn elektrisch geladen. Het zijn kleine magneetjes met een noord en zuidpool waardoor ze gevoelig zijn voor externe magnetische velden. Het MRI toestel zendt radiogolven uit. Daarna worden deze gestopt en ontvangt het machine de radiogolven die uitgezonden worden door de patient en wordt het beeld gereconstrueerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat heeft welke kleur bij een T1 gewogen opname?

A

Hoge SI = wit = vet, bloed, gadolinium, melanine, eiwit
Intermediaire SI = licht grijs = eiwitrijk weefsel
Lage SI = donker grijs = vocht, ligamenten, spieren/pezen, buikorganen, kraakbeen
Zwart = lucht, kalk, cortical bot, snel stromend bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat gebruiken we om een onderscheid te maken tussen een T1 en T2 gewogen opname?

A

Vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat heeft welke kleur bij een T2 gewogen opname?

A

Hoge SI = wit = vocht (bv. Oedeem) , liquor, blaas, gal, galblaas, nieren
Intermediaire SI = lichtgrijs = vet, lever, pancreas, bijnieren, spieren, kraakbeen
Lage SI = donkergrijs = ligamenten, pezen, lever, pancreas, bijnieren, kraakbeen
Zwart = lucht, kalk, cortical bot, snel stromend bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat doen MRI coils?

A
  • uitsturen van radiofrequentie (RF) pulsen
  • antenne om het RF signaal dat uit het lichaam komt op te vangen en om te zetten naar computer data (genereren van een MRI-beeld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Geef drie verschillen tussen een CT scan en een MRI.

A
  • Bij een CT-scan wordt het beeld verkregen in één enkele acquisitie. Bij een MRI zijn er verschillende sequenties die een ander beeld kunnen opleveren.
  • Bij een CT moet de data nog gereconstrueerd worden bij een MRI worden de sequenties gekozen in functie van de klinische vraagstelling.
  • Een CT is een kort onderzoek en een MRI duurt lang voor de patiënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waarvoor dienen contrastproducten?

A
  • Voor een betere visualisatie van structuren/ organen
  • betere contrastresolutie en beeldvormingsmodaliteit
  • betere detectie van afwijking - betere diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Op welke manieren kunnen contrastproducten toegediend worden?

A
  • vasculair: veneus (naar hart) of arterieel (weg van het hart)
  • niet-vasculair: peroraal (mond) / rectaal (anus) / intravesicaal (blaas) / intra-uterien (baarmoeder) / andere openingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke contrastproducten gebruikt men bij welk onderzoek?

A

Röntgenonderzoeken: jodium (verschillende manieren om toe te dienen) of bariumsulfaat (peroraal!)
MRI: gadoliniumhoudende contrastproducten
Echo: microsferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Contrastmiddelen voor MRI onderzoeken

A
  • gadoliniumhoudende contrastproducten
  • intraveneuze contrasttoediening (injectie in ader)
  • renale excretie (contrastmiddel wordt via nieren uitgescheiden)
  • renale excretie en hepatobiliaire excretie (via nieren en lever)
  • hepatobiliaire excretie (via lever)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn twee risicofactoren bij contrastproducten?

A
  • contrastallergie
  • nierfunctie - nierinsufficiëntie
53
Q

Wat zijn acute reacties op contrasttoedining?

A
  • fysiologische reacties (minder goede reactie): flushing, warmte / koude rillingen / metaalsmaak/ misselijkheid, braken / niezen / syncope (verlies van bewustzijn ) / hoofdpijn
  • allergische reacties (cascade van problemen wordt op gang gezet en kan heel gevaarlijk zijn) : jeuk en rash huid / oedeem van het gelaat / oedeem ter hoogte van de keel / heesheid / wheezing (piepende ademhaling)

Contrastallergie kan levensbedreigend zijn

54
Q

Wat voor impact kan contrast hebben op de nieren?

A

Nierinsufficiëntie
- jodiumhoudend -> contrastnefropathie (nierbeschadiging door contrast)
- gadoliniumhoudend -> nefrogene systemische fibrose (aandoening die huid en organen kan aantasten door dit soort contrastmiddelen)

Men bepaald de nierfunctie voor het onderzoek want die moet goed werken voor de excretie van de producten.

55
Q

Wat zijn voor en nadelen van conventionele radiologie

A

+ toegankelijk, eenvoudig, snel, goedkoop, eerstelijnsonderzoek veel klinische indicaties (thorax, skelet), mobiel
- röntgenstralen (ALARA), superpositie 2D

56
Q

Wat zijn voor en nadelen van een echografie

A

+ hoge mate van beschikbaarheid, relatief goedkoop, geen straling, real time, dynamisch, hoge spatiale resolutie voor oppervlakkige structuren (nauwkeurigheid met betrekking tot locatie)
- diepergelegen structuren, operator afhankelijk, lage contrast resolutie, beperkte field of view

57
Q

Wat zijn voor en nadelen van een CT scan?

A

+ kort onderzoek, hoge mate van beschikbaarheid, groot anatomisch bereik (van kop tot teen), hoge spatiële resolutie (nauwkeurigheid met betrekking tot locatie), dynamisch -> contrast
- kostprijs, stralingsdosis -> beperkt gebruik bij kinderen

58
Q

Wat zijn voor en nadelen van een CT scan?

A

+ kort onderzoek, hoge mate van beschikbaarheid, groot anatomisch bereik (van kop tot teen), hoge spatiële resolutie (nauwkeurigheid met betrekking tot locatie), dynamisch -> contrast
- kostprijs, stralingsdosis -> beperkt gebruik bij kinderen

59
Q

Wat zijn voor en nadelen van een MRI scan?

A

+ hoge contrastresolutie, multiplanair, dynamisch, geen straling
- beperkte beschikbaarheid, lange onderzoekstijd (medewerking patiënt), magneet -> MRI safety

60
Q

Waarom is MR-safety belangrijk?

A

MAGNEET STAAT ALTIJD AAN
Geen metaal: pacemaker, neurostimulator, metalen hartkunstklep, holter, cerebrale aneurysmaclips, pijnpomp, oorimplantaat, metaalfragmenten, zuurstoftank, infuuspomp, scharen, telefoon, bankkaarten…

61
Q

Kunnen kinderen een MRI scan ondergaan

A
  • lange onderzoekstijd: dus ze moeten meewerken en stilligen
  • geen straling :)
  • sedatie of narcose in bepaalde gevallen
62
Q

Wat kunnen zwangeren ondergaan?

A

Röntgenstralen zijn sterk afgeraden, alleen als het echt nodig is en dan is het regio/ orgaanafhankelijk
MRI wordt bij voorkeur uitgesteld na de zwangerschap, als het echt nodig is dan liefst na 1e trimester, best geen gadolinium

63
Q

Welke soort procedures worden uitgevoerd met interventionele radiologie

A

Vasculair, tumorablatie (naald inbrengen en tumor vernieteigen met hitte of koude), biopsie, drainage, plaatsing van katheters,…

64
Q

Welke soort radiologische technieken worden gebruikt bij interventionele radiologie?

A

Röntgenstraling: CT en RX
Echografie
(MRI: zeer beperkt)

65
Q

Hoe slaat men de data van scans op?

A
  • PACS: picture archiving and communication system
  • DICOM formaat: digital imaging and communications in medicine - standaard voor opslaan van medische beeldinformatie
66
Q

Ventraal versus dorsaal

A

Voorkant van het lichaam versus de achterkant van het lichaam

67
Q

Superior versus inferior

A

Bovenkant van het lichaam versus de onderkant van het lichaam

68
Q

Verschillende termen voor kleuren bij een echo
Wit
Licht grijs
Donkerder grijs
zwart

A

= ECHOGENICITEIT
Hyperechogeen
Isoechogeen
Hypoechogeen
Anechogeen

69
Q

Verschillende kleuren en benaming bij CT
Wit
Grijs
Zwart

A

DENSITEIT
Hyperdens
Isodens
Hypodens

Meten van Hounsfield Units

70
Q

Benamingen kleuren bij MRI
Wit
Grijs
Zwart

A

SIGNAAL INTENSITEIT
Hoge SI
Intermediaire SI
Lage SI

Hypointens, hyperintens, isointens (vergelijking andere structuur)

71
Q

Wat is spatiële resolutie?

A

Het vermogen om details weer te geven, ruimtelijk oplossend vermogen, maat voor het kleinste detail dat nog herkend kan worden in een beeld, hoe kleiner de pixelgrootte hoe beter de spatiële resolutie

72
Q

Wat is contrastresolutie?

A

Het vermogen om absorbtieverschillen in het stralingsbeeld uiteindelijk weer te geven in verschillende grijswaarden, groot versschil tussen zwartingen = groot contrast

73
Q

Wat is nucleaire geneeskunde?

A

Nucleaire geneeskunde maakt gebruik van deeltjesstraling en electromagnetische stralen uitgezonden door een radionuclide.

74
Q

Wat is het verschil tussen ingekapselde en niet-ingekapselde bronnen?

A

Bij ingekapselde bronnen zijn de radioactieve materialen verpakt in veilige behuizing waardoor de straling beperkt blijft tot een gecontroleerd gebied. Bij niet-ingekapselde bronnen is de radioactieve stof vrij om te gaan.

75
Q

Wat is de functie van nucleaire geneeskunde binnen de diagnostiek?

A

Functionele beeldvorming, de patiënt straalt (tvm radiologie)

76
Q

Wat is de functie van nucleaire geneeskunde binnen de therapie?

A

Nucleaire geneeskunde werkt met een interne en open radioactieve bron (tvm radiotherapie)

77
Q

Welke soort straling gebruikt nucleaire geneeskunde?

A

Ioniserende straling (radioactieve straling)

78
Q

Wat is het verschil in energie als je X-stralen vergelijkt met nucleaire geneeskunde?

A

Bij X-stralen is de energie lager dan 140keV en is die afhankelijk van de hoeveelheid en het scanbereik. Bij nucleaire geneeskunde is de energie groter dan 140keV en is de hoeveelheid afhankelijk van het isotoop en de toegediende dosis.

79
Q

Waarover geeft nucleaire geneeskunde informatie?

A

Over de werking van cellen en weefsels

80
Q

Wat doet ioniserende straling?

A

Bij ioniserende straling bevatten de fotonen voldoende energie om bij interactie met weefsels elektronen/ionen kunnen vrijmaken. = kan dus schadelijk zijn

81
Q

Hoe komt een nucleair beeld tot stand?

A
  1. Aanmaak radioactieve stof (tracer)
  2. Inspuiting
  3. Patiënt positioneren
  4. Straling capteren
82
Q

Waaruit bestaat een radiofarmacon?

A
  • «koud deel»: bepaald de plaats van opname = tracer of speurstof (specifiek per onderzoek)
  • radioactieve label: bepaald de detecteerbaarheid (zorgt voor het uitzenden van straling) = radioisotoop of radionuclide
83
Q

Wat is een isotoop?

A

Een atoom met een zelfde atoomgetal maar een verschillende massa door een verschillend aantal neutronen.

84
Q

Wat is een radio-isotoop?

A

Een isotoop met een onstabiele atoomkern die door radioactief of uitzenden van straling overgaat in een stabiel element.
Radioactief verval met deeltjes: alfa en beta + of -
Radioactief verval met straling: gamma

85
Q

Welke soort straling gebruiken we voor therapie en welke soort voor diagnostiek?

A

Alfa en beta min voor therapie
Beta plus en gamma voor diagnostiek

86
Q

Van welke soort straling maken we gebruik bij SPECT beeldvorming?

A

Gammastraling

87
Q

Met welk radioactief isotoop werkt SPECT beeldvorming?

A

Meestal gebruikt men het radioactief isotoop Technetium 99m dat door gamma verval naar een stabielere toestand gaat. Typische energie van een gammastraal is 140 keV met een halfwaardetijd van 6u.

88
Q

Waarom werkt men met Technetium 99m in de nucleaire geneeskunde?

A

Tc99m ontstaat door het verval van Molybdeen. Dat Molybdeen kunnen we inbouwen in een generator (technetium-koe) zodanig dat Tc99m altijd aanwezig is op de afdeling. Molybdeen wordt door fissie in een kernreactor aangemaakt.

89
Q

Hoe wordt de radioactieve straling gemeten?

A

Met een gammacamera

90
Q

Waaruit bestaat een blok uit een gammacamera?

A

NaI-kristal: gaat gammafotonen omzetten in licht
Collimator: zorgt ervoor dat enkel loodrecht invallende stralen waargenomen worden (acurate locatie van afkomst straling); bestaat uit lood dat de andere stralen tegenhoud
Photo multipliers: zetten lichtflits om in elektrische stroom

91
Q

Wat is functionele beeldvorming?

A

Functionele beeldvorming brengt niet alleen de structuur van organen en weefsels in beeld maar ook hun functie en activiteit.

92
Q

Wat voor ruimtelijk beeld levert spect op?

A

Een planair beeld (dus niet tomografisch); als je een 3D beeld wilt moet je met de camera rond de patiënt draaien.

93
Q

Wat zijn de voordelen van een SPECT CT?

A

Het geeft de mogelijkheden om de hotspots te projecteren op het skelet om zo de verschillende zones te localiseren.

94
Q

Welke tracer gebruikt men voor een botscan?

A

Difosfonaat dat dat gaat binden aan hydroxyapatite (geproduceerd door onze osteoblasten)
=> botaanmaak wordt in beeld gebracht

95
Q

Wat kan verhoogde botombouw betekenen?

A

Trauma, artrose, kanker met metastasen, …

96
Q

Wat kan je niet zien op een botscan?

A

Als er spaken is van osteolytische metastasen waarbij het bot dus wordt afgebroken dan is dit niet te zien. Bij osteoblastische metastasen wel.

97
Q

Wat is een sentinel node of schildwachtklier?

A

= eerste lymfeklier in een bepaalde lymfestroom
Filtreert de aangevoerde lymfe en tumorcellen worden vastgehouden.
Als deze tumorvrij is dan is er nog geen lymfogene uitzaaiing in de rest van de oksel.

98
Q

Wat doet men bij sentinel node imaging?

A

Radiactive stof nanocolloid wordt vlak boven de tumor ingespoten. Door zijn grote gaat die in de eerste lymfeklier blijven zitten. Chirurg gaat met gammaprobe de SN localiseren.

99
Q

Wanneer heeft het geen zin om aan sentinel node imaging te doen?

A

Als er al grote of verharde okselklieren zijn (zitten al stampvol tumor) en stof gaat gewoon naar volgende lege klier
Als er in eerdere therapie veranderingen in de lymfebanen werden aangebracht

100
Q

Hoe werkt de ventilatie-perfusie scan?

A

Gebruikt voor het opsporen van longembolen.
Er gebeuren twee scans kort na elkaar.
Perfusie: radioactieve macro aggregaten of albumine inspuiten en door de diameter gaan ze in de capillairen van de longen vastzitten -> beeld capillair netwerk
Ventialtie: radioactief pseudogas inademen waardoor we zicht krijgen op de longalveolen (longblaasjes)

101
Q

Hoe gaat een longembool zich voordoen op een ventilatie-perfusiescan?

A

Fout op de perfusiescan omdat de doorbloeding niet helemaal goed loopt door de bloedklonter.

102
Q

Hoe gaat een tumor of een longontsteking zich voordoen op een ventilatie-perfusiescan?

A

Zowel op de ventilatie als op de perfusiescan zal een deffect te zien zijn. Geen goede verluchting en doorbloeding.

103
Q

Welke radioactieve bel gebruiken we bij een PET scan?

A

Positron emissie isotopen. (PET = positron emissie tomografie)
= isotopen die gaan vervallen door het uitzenden van een positron

104
Q

Wat gebeurt er met de positrons in een PET scan?

A

Het positron gaat vrij snel annihileren met een elektron en massa gaat worden omgezet in energie. Er worden twee gammafotonen gevromd die 180° van elkaar worden weggeschoten.

105
Q

Hoe gebeurt de plaatsbepaling in een PET scan?

A

De twee weggeschoten fotonen gaan dedetecteerd worden door de ring van detectoren die gaat weten waar de annihilatie plaats heeft gevonden. Als twee detectoren op exact hetzelfde moment een signaal hebben ontvangen dan weten we op welke lijn de annihilatie heeft plaatsgevonden. Door lijnen te gaan reconstrueren kan men dan bepalen op exact welk punt het radioactief verval heeft plaatsgevonden.

106
Q

Wat is een voordeel van PET?

A

Het is altijd tomografisch, het is gemakkelijk om te kwantificeren, techniek is gevoelig (alle straling wordt er gebruikt want geen collimator)

107
Q

Met welke soort straling werkt een PET scan?

A

Gammastraling

108
Q

Waarom is een PET-MR scan zo duur?

A

Omdat men speciale detectoren nodig heeft om te vermijden dat door het elektrisch veld de fotonen worden afgebogen.

109
Q

Hoe maakt men voor PET de isotopen aan?

A

Dit gebeurd in een cyclotron. Dit is eigenlijk een deeltjesversneller waar protonen versneld worden in een heel sterk magnetisch veld. Die gaan we dan laten invallen op een doelmolecule om daar dan een radioactief isotoop mee te maken. Dit gebeurd meestal lokaal omdat de meeste isotopen maar een kort halfleven hebben.

110
Q

Wat is het radioactief isotoop dat we het meest gebruiken voor een PET scan?

A

Fluor 18 omdat het een halfwaardetijd heeft van bijna 2 uur. Dat maken we door zwaar water te gaan bombarderen met protonen. Dan gaat Fluor 18 gevormd worden en wordt er een neutron uit geschoten.

111
Q

Hoe komt het dat als radio-isotopen voor een PET scan atomen die in organische moleculen voorkomen gebruikt worden?

A

Omdat we dan een radioactief molecule krijgen maar chemisch is het eigenlijk gelijkwaardig. = grote voordeel van PET tracers

112
Q

Wat is een belangrijk nadeel van de fluor tracer bij een PET scan?

A

Dat het targetmateriaal het zwaar water is en dat is extreem duur om aan te kopen + PET iosotopen hebben een hoge energetische straling en moeten dus in loden kluizen aangemaakt worden (volautomatisch)

113
Q

Hoe wordt PET gebruikt in de oncologie?

A

Voor staging (uitbreiding van de kanker in beeld brengen) , therapie evaluatie, recent ook andere tracers
Als tracer wordt een suikeranaloog FDG gebruikt

114
Q

Waarom wordt in de oncologie FDG als tracer gebruikt?

A

Het is een suikeranaloog en stapelt zich op in tumorcellen.
Tumorcellen delen sneller en hebben meer bouwstoffen en dus energie nodig. De glucose transporters op het membraan worden in verhoogde maten geëxprimeerd. Het enzyme hexokinase dat in de eerste stap zorgt voor de afbraak van glucose gaat geüpreguleerd worden. FDG-6-P (=radioactief) gaat opgestapeld worden in de cel.

115
Q

Wat licht op in een FDG PET beeld?

A

De hersenen (glucose is daar de enige bron van energie), hart, lever, nieren (renaal geklaard) , mild, blaas, tumoren.

116
Q

Wat is het voordeel van PET/CT?

A

CT maakt en afbeelding van het lichaam in heel veel detail en het is moeilijk om daarop een tumor te vinden. De PET scan brengt ons naar de tumor maar hier zien we de anatomische structuren dan weer veel minder goed. De combinatie van de twee zorgt voor een gemakkelijke lokalisatie en dat je kan zien hoe het zich verhoud tov de omgeving.

117
Q

Wanneer werkt FDG-PET niet?

A

Bij traaggroeiende tumoren
bv. Bij prostaatkanker gebruikt men PSMA-PET (prostaat specifiek membraan antigen)
Bij een hersentumor gebruikt men FET (FDG kan niet omdat het sowieso heel erg wordt opgenomen in de cortex)
FDG: tumor is een koude regio en neemt minder op
FET = aminozuurtracer = bouwsteen voor tumor en gaat oplichten op de hersenscan

118
Q

Waarvoor wordt een PET scan gebruikt in de therapie?

A
  • afbakenen van bestralingsveld (radiotherapie plannen)
  • therapie-evaluatie: snel zien of kankerbehandeling werkt (metabole veranderingen gaan krimping van tumor vooraf)
  • GIST (gastro intestinale stromale tumoren): werking snel waarneembaar op PET scan (eventueel behandeling al wisselen)
119
Q

Hoe gebruikt men PET voor mensen met borstkanker?

A

Op zoek naar een bepaald proces in de kankercel. Aangrijpingspunt = oestrogeen receptor
Oestradiol dat gaat binden op de oestrogeen receptor wordt radioactief gemaakt en zo kan je zien waar het allemaal bindt. Als FDG scan matcht met FES dan weet je dat elke tumor een oestrogeen receptor heeft. Zo kan je behandelen op basis van oestrogeen receptor als die aanwezig is. = heel specifieke tracer

120
Q

Wat kan men zien op een FDG-PET scan omtrent dementie?

A

Normaal: activiteit is overal een beetje gelijk + basale kernen en thalamus tekenen homogeen aan
Alzheimer: verminderde glucoseopname achteraan -> afsterven neuronen
Frontotemporale dementie: afsterving neuronen in frontale cortex
Huntington: neuronen afgestorven in basale kernen

121
Q

Hoe probeert men vroegtijdig Alzheimer op te sporen?

A

Het neerslaan van het amyloid eiwit gaat vooraf aan het afsterven van neuronen. Dit gebeurt al jaren voor men effectief dement wordt. Nu is men op zoek om het neergeslaan amyloïde eiwit op te lossen. Het is belangrijk om op voorhand te weten welke patiënten die amyloïde plaques hebben. Men gebruikt PIB om amyloïde in de hersenen op te sporen. Zo kan men het verschil maken tussen iemand met Alzheimer en iemand die een beetje vergeetachtig is.

122
Q

Wat is er anders in het radiofacmacon bij nuclaire therapie?

A

De radioactieve bel vervalt door het uitzenden van deeltjes straling (alfa of bèta -) => zwaarder gewicht, gaan minder diep in de weefsels penetreren, hoge energie en gaan die lokaal kunnen afzetten en zo de tumorcellen kapot maken

123
Q

Wat is I-131 therapie?

A

Dit is de oudste radionuclidetherapie. I-131 = radioactief isotoop van jood. Het wordt niet aan een speurstof of tracer vastgehangen. Dit wordt gebruikt voor schildklierafwijkingen omdat jodium zich hier gaat vastzetten. Meestal een relatieve lage dosering behalve bij schildklierkanker. Dan moeten patiënten in het ziekenhuis blijven in speciale kamers met loden muren.

124
Q

Hoe gebruikt men nucleaire geneeskunde in de therapie van neuro-endocriene tumoren?

A

Eerst wordt een scan gedaan met een diagnostische radioactieve bel: Ga-68 DOTATATE. Zo kunnen we zien of de tumor genoeg somatostatine receptoren heeft. Lu-177 DOTATATE is een stof dat zich bindt aan de somatostatine receptor. Neuro-endocriene tumoren hebben heel veel van die receptoren op hun oppervlak dus dat zal bestraald worden als men er een bèta min straler aanhangt.

125
Q

Wat is SIRS therapie en wanneer wordt het gebruikt?

A

= selective internal radiation spheres
Wordt gebruikt bij lever metastasen
Radioactieve bolletjes worden in de Arteria Hepatica (leverslagader) ingespoten.Die gaan in de haarvaten van de metastasen blijven steken en de metastase bestralen.

126
Q

Wat zijn grote verschillen tussen radiologie en nucleaire geneeskunde?

A

Bij radiologie werken we met een externe stralingsbron, als het toestel uit staat is er geen straling. De dosis hangt af van hoeveel foto’s je maakt en meestal is er geen nazorg nodig. Je moet wel opletten voor contrastallergie. Bij nucleaire geneeskunde werkt men met een interne stralingsbron en is er nog wel straling na het onderzoek. De dosis is afhankelijk van het isotoop en het halfleven. Er is wel nazorg (speciaal gedragen thuis: bv. Eerst niet te lang knuffelen met kinderen) en er wordt geen gebruik gemaakt van contrast.

127
Q

Wat zijn grote verschillen tussen radiologie en nucleaire geneeskunde?

A

Bij radiologie werken we met een externe stralingsbron, als het toestel uit staat is er geen straling. De dosis hangt af van hoeveel foto’s je maakt en meestal is er geen nazorg nodig. Je moet wel opletten voor contrastallergie. Bij nucleaire geneeskunde werkt men met een interne stralingsbron en is er nog wel straling na het onderzoek. De dosis is afhankelijk van het isotoop en het halfleven. Er is wel nazorg (speciaal gedragen thuis: bv. Eerst niet te lang knuffelen met kinderen) en er wordt geen gebruik gemaakt van contrast.

128
Q

Hoe gaat men het personeel die bezig zijn met nucleaire geneeskunde beschermen?

A
  1. Duur beperken: doe de uitleg vooraf (eens de patiënt is ingespoten uit de buurt blijven)
  2. Houd afstand: de dosis neemt af met het kwadraat van de afstand (1/afstand^2), flesjes met tangen vastnemen
  3. Afscherming van de bron (alfa: laagje papier; bèta -: laagje plastiek; gamma: dikke laag beton of lood) bv. Box van de patiënt is omringd door lood

+ dosimeters: op de borst en op de hand
Besmetting van de handen voorkomen door handschoenen, goed wassen, niet eten op de afdeling

129
Q

Wat met radioactief afval?

A
  • sorteren per radionuclide
  • aparte afvalcontainer (niet bij gewoon afval)
  • zelf stockeren tot het niet meer radioactief is
  • na ongeveer 10 halflevens kan je nog eens meten en kan het dan meegegeven worden met het gewone afval