LMO Leukemias Flashcards

1
Q
  1. Veel hematologische maligniteiten worden gekenmerkt door chromosomale afwijkingen of mutaties in genen. Zijn deze afwijkingen erfelijk?
A

Nee, het zijn genetische afwijkingen die niet erfelijk zijn. Ze kunnen wel vaker voor komen in bepaalde families

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Chronische myeloide leukemie (apoptose stopt) kan op termijn overgaan in acute myeloide leukemie, maar ook in acute lymfatische leukemie; hoe kan dat?
A

CML gaat over in AML als er nog meer mutaties komen met betrekking tot het transformeren van de blastcellen.
CML kan ook over gaan in ALL, omdat een CML-kloon ook van een HSC (Hemapoetische Stam Cel) komt die een myeloïde en een lymfoïde bloedcel kan worden. Dus als het probleem ligt aan de HCS dan kan dit gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat verstaan we onder een ‘bloedbeeld’
A

Een bloedbeeld (FBC) is de meest fundamentele test die gebruikt wordt om het grootste deel van de hematologische kankers op te pikken. De volgende onderdelen worden onderzocht: Hb-gehalte WCC (Witte bloedcelgehalte) en het tromboblasten gehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat verstaan we onder een ‘differentiatie’ in de laboratoriumdiagnostiek?
A

Een differentiatie is een techniek om de verschillende witte bloedcellen en hun relatieve concentraties te meten. Bijvoorbeeld als er voorlopercellen in het bloed zitten is dat meestal geen goed teken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is het verschil tussen een karyotypering en FISH techniek?
A

Bij een karyotypering worden alle chromosomen meegenomen, ongeacht welke chromosomen er worden onderzocht. Bij de FISH techniek moeten er fluoriderende stoffen worden aangebracht die af moeten worden gestemd op bepaalde genlocaties (en dus specifieker zijn maar niet breder). Is meer gebruikt bij langzaam groeiende leukemieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Welke leukemie komt het meest op de kinderleeftijd voor?
A

ALL komt het meest op de kinderleeftijd voor, CLL is een ziekte voor de ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Welke symptomen verwacht je bij neutropenie (verlaagde neutrofielen)?
A

Infecties, koorts, aften in de mond en ontstoken tandvlees.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Welke cellen zie je in overmaat in bloed en beenmerg bij acute leukemie?
A

De witte bloedcellen. Dit kan ook normaal zijn, als de witte bloedcellen zich ophopen in het beenmerg en niet de bloedbaan in gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Wat zijn de belangrijkste prognostische factoren bij AML?
A

Dit zijn leeftijd, cytogenetica en specifieke genmutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Welk symptoom staat op de voorgrond bij acute promyelocyten leukemie (APL), een vorm van AML?
A

APML is een variant van AML die in 10-15% van de AML gevallen op treedt, die gekarakteriseerd wordt door t(15;17).  Het symptoom op de voorgrond zijn dysmorfe kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly