LMO Anaemia Flashcards

1
Q
  1. In welke organen kan de aanmaak van bloed plaatsvinden?
A

Het beenmerg, de milt, de lymfeklieren en de thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Benoem de groeifactoren die de aanmaak van de verschillende onderdelen van het bloed bevorderen.
A

De groeifactoren van het bloed zijn glycoproteïnen die de differentiatie en proliferatie van bloedcellen reguleren.  Via JAK-Signaling pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Beschrijf hoe hemoglobine is opgebouwd. Welk type hebben affiniteit voor zuurstof?
A

Een hemoglobine bestaat in het menselijk lichaam voor 97% uit HbA, die bestaat uit twee α- en twee β-globine polypeptideketens. We hebben ook HbA2 (α2δ2) en HBF (α2γ2). Een hemoglobine heeft ook een ijzer-ion in het midden zitten

De hoge zuurstofopname komt deels door de vorm van de erytrocyt die zorgt voor het grote oppervlak. Elke heem groep kan één zuurstofmolecuul binden. De R-vorm heeft een hogere affiniteit voor zuurstof dan de T-vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat is het verschil tussen een beenmergaspiraat (aspiration) en een beenmergbiopt (trephine)?
A

Bij een beenmergaspiraat worden er losse cellen van het beenmerg verkregen in een vloeistof, terwijl bij een beenmergbiopt een heel stuk beenmerg wordt afgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Welke bouwstoffen zijn nodig voor de vorming van rode bloedcellen?
A

IJzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Benoem het verschil tussen haem en non-haem ijzer
A

Een heam ijzer is een Fe3+-ion en een non-heam ijzer is een Fe2+-ion  deze wordt een stuk beter geadsorbeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Beschrijf de functie van hepcidine, ferritine en transferrine
A
  • Hepcidine reguleert de ijzerabsorptie
  • Ferritine is een eiwit dat ijzer opslaat en vrijgeeft wanneer nodig
  • Transferrine is een transporteiwit dat ijzer door het bloed vervoert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Welke bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek wijzen op een ijzertekort?
A

Zie weekoverzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Hoe kan je de opname van ijzertabletten bevorderen?
A

Door de inname aan een persoon en zijn behoeftes aan te passen en de inname van het ijzertablet met een glas sinaasappelsap te doet (vitamine C helpt bij het omzetten van ijzer). Geen thee drinken, omdat dat omgekeerd werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. In welke voedingsmiddelen zit vitamine B12? En hoe zit dit voor foliumzuur?
A
  • Vitamine B12: Vlees, vis, eieren en melk. Niet in planten.
  • Foliumzuur: Zit van nature niet in voedingsmiddelen, maar een andere vorm wel, namelijk Folate; groene groentes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Welke onderdelen in het maag-darmstelsel zijn nodig voor de opname van vitamine B12?
A
  • Maag (de secretie cellen)
  • Mucosa van het ileum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Welk symptoom kan wel voorkomen bij een vitamine B12 deficiëntie, maar niet bij een foliumzuur deficiëntie?
A

Neuropathie: zenuwbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. In welke twee grote groepen is aplastische anemie (te weinig stamcellen om bloedcellen uit te maken) in te delen?
A

Het kan komen door het verworven te krijgen
Het kan ook komen door het te erven, dit is echter zeer zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Welke labbepaling kan worden aangevraagd om onderscheid te maken tussen een aanmaak- en een afbraak probleem in geval van anemie?
A

Retriculocytenwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Met welke test kunnen auto-immuun hemolytische anemie en hereditaire sferocytose van elkaar worden onderscheiden?
A

Door een negatieve directe antiglobine test te doen kan auto-immuun hemolytische anemie worden uitgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Hoe komt het dat patiënten met transfusie-afhankelijke thalassemie een kenmerkend uiterlijk hebben?
A

Door de expansie van het beenmerg hebben de mensen met TDT een kenmerkend uiterlijk

17
Q
  1. Welke bouwstof moet bij symptomatische thalassemie altijd gesuppleerd worden en welke moet juist gemeden worden?
A

Er moet veel foliumzuur worden toegediend, ijzer moet echter vermeden worden.

18
Q
  1. Welk virus is in het bijzonder bedreigend voor patienten met een erfelijke hemolytische anemie of hemoglobinopathie?
A

Parvovirus B19.

19
Q
  1. Met welke screenende test kan je een snel een sikkelcelziekte meer of minder waarschijnlijk te maken?
A

Het aantal bloedcellentellen (60-80 g/L) of elektroforese of door een verlaagd MCV en MCH

20
Q
  1. Waarom dient een patiënt met G6PD dit altijd aan te geven en/of moet deze deficiëntie in het EPD geregistreerd worden?
A

Er zijn bij deze ziekte contra-indicaties, aangezien bepaalde voedingsmiddelen (zoals tuinbonen) een reactie op kunnen wekken en in anemie of zelfs de dood kunnen resulteren

21
Q
  1. Wat is de waarde van een positieve directe antiglobuline test (DAT) in afwezigheid van hemolyse?
A

Als er een mutatie is in het hemolyse gen (of verminderde afbraak)

22
Q
  1. Welke type antistof hoort bij warme auto-immuun hemolytische anemie (AIHA) en welke hoort bij koude AIHA?
A

Bij een warme hemolyse -> meestal auto-immuun -> IgG antistof -> DAT = POS.
Bij een koude hemolyse -> meestal infectieus -> IgM antistof -> DAT = pos.

23
Q
  1. Waar vindt de hemolyse plaats?
A

In de lever

24
Q
  1. Welk medicijn werkt wel bij warme AIHA en niet bij koude?
A

Steroïden, chemotherapie en splenectomie

25
7. Wat is het belangrijkste medicijn bij PNH (een vorm van anemie die erfelijk en zeldzaam is) en wat is de meest gevreesde bijwerking?
Eculizumab, de gevreesde bijwerking is het ontwikkelen van een acute leukemie
26
9. Wat zijn de vier hoofdfuncties van de milt?
1. Filtratie van bloed (sequestration and phagocytosis) 2. Immunologische functie (Immunological function) 3. Reservoirfunctie (blood pooling) 4. Hematopoëse (foetaal) (Extramedullary haemopoiesis)