lj2 unit 1 Flashcards
1
Q
fiance
A
verloofde
2
Q
to have in common
A
gemeen hebben
3
Q
to hit it off
A
het goed met elkaar kunnen vinden
4
Q
outgoing
A
spontaan
5
Q
roughly
A
ongeveer
6
Q
sister in law
A
schoonzus
7
Q
witty
A
grappig, gevat
8
Q
kunnen opschieten met
A
to get on with
9
Q
stel
A
couple
10
Q
wijs
A
wise
11
Q
area
A
gebied
12
Q
plain
A
vlakte
13
Q
surroundings
A
omgeving
14
Q
dal
A
valley
15
Q
zeevruchten
A
seafood
16
Q
afhalen
A
to take away