english toets lj1 p4 Flashcards
1
Q
athletics
A
atletiek
2
Q
to be fit
A
in goed conditie staan
3
Q
to beat (someone)
A
verslaan
4
Q
gymnastics
A
turnen
5
Q
martial arts
A
gevechtssport
6
Q
to work out
A
fitnessen, sporten
7
Q
baan, veld
A
court
8
Q
doel, doelpunt
A
goel
9
Q
knuppel
A
bat
10
Q
puck
A
puck
11
Q
scoren
A
to score
12
Q
stick
A
stick
13
Q
wedstrijk
A
match, game
14
Q
application
A
sollicitatie
15
Q
to be employed
A
in dienst zijn
16
Q
to be retired
A
met pensioen zijn
17
Q
employer
A
werkgever
18
Q
job interview
A
sollicitatiegesprek
19
Q
personnel
A
personeel
20
Q
to quit
A
ontslag nemen
21
Q
trial period
A
proefperiode
22
Q
volunteer
A
vrijwilliger
23
Q
kassamedewerker
A
cashier
24
Q
krantenbezorger
A
newspaper carrier
25
monteur
mechanic
26
oppas
babysitter
27
vakkervuller
shelf stocker
28
winkelmedewerker
shop assistant
29
banknote
bankbiljet
30
to be worth it
(het) waard zijn
31
cash machine
geldautomaat
32
collector
verzamelaar
33
company
bedrijf
34
government
regering
35
quarter
kwartje
36
savings
spaargeld
37
valuable
waardevol
38
munt
coin
39
muntgeld
change
40
pond
pound
41
prijs
price
42
spaarvarken
piggybank
43
sparen
to save (up for)
44
uitgeven
to spend
45
uitverkocht
sold out
46
zakgeld
pocket money
47
coffee shop
café
48
to get a bite to eat
een hapje eten
49
to have a good time
plezier hebben
50
ice cream parlour
ijssalon
51
ride
attractie
52
youth club
jeugdclub
53
genieten
to enjoy (onself)
54
genoeg tijd hebben
to have plenty of time
55
kermis
funfair
56
logeerpartij
sleepover
57
pret, lol
fun
58
entrance fee
togangsprijs
59
attractiepark
amusement park
