Ligging organen in de thorax, hart longen en grote vaten, auscultatiepunten en spieren in de rompwand Flashcards

Bevat de woordkaartjes met betrekking tot de eerste drie ZSO's van bloedvoorziening thorax en abdomen

1
Q

Welke organen voorziet de truncus coeliacus van bloed

A

Lever (hepar), milt (splen), maag (gastrum), duodenum, galblaas (vesica biliaris) en de alvleesklier (pancreas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het mediastinum

A

De ruimte tussen de beide longen in, die ventraal begrensd wordt door het sternum en dorsaal door de wervelkolom. In het mediastinum bevinden zich onder andere het hart, de luchtpijp (trachea), de slokdarm (oesophagus), de aorta, een aantal grote bloedvaten, een groot aantal zenuwen, de thymus en vele lymfeklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke structuren vormen de grens tussen het mediastinum superior en inferior

A

Angulus sterni, bifurcatie van de trachea, onderkant van de aortaboog en de discus intervertebralis T4/T5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke delen wordt het mediastinum inferior verdeeld

A

anterior, media en posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zou je de grenzen aan de onderverdeling van de mediastinum inferior kunnen aangeven

A

Door middel van de voor- en achterkant van het hartzakje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Thymus

A

(of zwezerik) is een orgaan dat bij kinderen en bij jonge zoogdieren te vinden is tussen het borstbeen (sternum) en de luchtpijp (trachea) in het voorste mediastinum. De thymus is het sterkst in de jongere jaren en neemt af naar mate men ouder wordt. De thymusklier is een van de belangrijkste organen in het afweersysteem. Onvolgroeide T-lymfocyten, afkomstig uit het beenmerg, worden er omgewerkt tot functionele T-lymfocyten. Daarnaast speelt de thymus ook een essentiële rol bij de aanmaak van geheugencellen die het recept onthouden hoe de afweerstoffen tegen doorgemaakte ziekten moeten worden aangemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke organen bevinden zich in de anterior mediastinum

A

Thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke organen bevinden zich in de mediastinum media

A

Het hart, de aorta ascendens en de truncus pulmonalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke organen bevinden zich in de mediastinum superior

A

Trachea, arteria subclavia en vena brachiocephalica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke organen bevinden zich in het superior en posterior mediastinum

A

Oesophagus, ductus thoracicus, nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke organen bevinden zich in de media en superior mediastinum

A

Nervus phrenicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke organen bevinden zich in de posterior mediastinum

A

vena azygos en hemiazygos, en de aorta descendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke structuren begeleiden de n. vagus door de bovenste thorax opening (apertura thoracica superior)

A

de vena jugularis en a. carotis communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je zeggen over de functie van de n. vagus

A

Het is een gecombineerde zenuw, hij heeft motorische en sensorische functies én hij is verantwoordelijk voor een groot deel van de parasympatische innervatie van de ingewanden. De nervus vagus verloopt links in de thorax ventraal over de aortaboog en via de aorta descendens richting het abdomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de nervus phrenicus

A

De tweede grote zenuw in het mediastinum. Dit is de motorische zenuw van het diafragma en speelt daarom een belangrijke rol in de ademhaling. Daarnaast bevat de nervus phrenicus ook sensorische zenuwen welke de mediastinale pleura, het centrale deel van het diafragma en het pericard innerveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De n. phrenicus loopt … van de hoofdbronchus

A

ventraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De rechter arteria pulmonalis loopt …. van de hoofdbronchus

A

Ventraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De aorta loopt …. van de wervelkolom

A

Links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De oesophagus loopt in het achterste mediastinum ….. van de aorta

A

rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De oesophagus buigt enigszins naar … bij zijn verloop langs de linker hoofdbronchus

A

Links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke organen liggen intraperitoneaal

A

begin duodenum, ilieum, galblaas, lever, milt, nieren en maag. Zo’n orgaan heeft een mesenterium, met een vaatverbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Stochastische effecten

A

Effecten die misschien zouden kunnen optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Deterministische effecten

A

Effecten die bij een bepaalde drempelwaarde/een bepaalde dosis straling zeker optreden

24
Q

Waar ligt het hartpunt (apex cordis) normaliter

A

Tegen de voorste thoraxwand aan, mediaal van de midclaviculairlijn in de 5e intercostaalruimte

25
Q

Welke drie vaten monden uit in het rechter atrium

A

De vena cava superior, de vena cava inferior en de sinus coronarius

26
Q

Direct achter welk botstuk ligt het hart, en waar rust de onderkant van het hart op en wat doet deze structuur

A

Het hart ligt direct achter het sternum met een de manubrium, corpus en xiphoid. De onderkant van het hart rust op het diafragma, dit is een spier ter bevordering van respiratie

27
Q

Op welk atrium sluiten de tricuspidalisklep en de mitralisklep aan

A

De tricuspidalisklep op het rechter atrium en de mitralisklep op het linker atrium

28
Q

Benoem de vier hartkleppen, vertel hoeveel slippen ze bevatten en tussen welke twee structuren deze klep zich bevindt

A

De tweeslipperige mitralisklep: bevindt zich tussen het linker atrium en het linker ventrikel.
De drieslipperige tricuspidalisklep: bevindt zich tussen het rechter atrium en de rechter ventrikel.
–> atrioventriculaire kleppen, die met chordae tendinae vastzitten aan de papillairspier. n. Deze zijn
tijdens systole aangespannen, waardoor bloed niet terug de atria in kan stromen
De drieslipperige aortaklep: bevindt zich tussen de linker ventrikel en de aorta
De drieslipperige pulmonalisklep: bevindt zich tussen de rechter ventrikel en de truncus pulmonalis.
–> semilunaire kleppen: deze zijn veel kleiner dan de AV kleppen. Ze sluiten vanzelf (passief) bij begin en gedurende diastole door terugstromend bloed. Na
sluiting van de aortakleppen stroomt bloed via de sinus aortae en de ostia coronaria richting de
coronairvaten

29
Q

Wat wordt er bedoeld met de kleine en de grote circulatie

A

De kleine circulatie
zorgt voor de oxygenatie van het bloed en bevindt zich tussen het hart en de longen. De grote circulatie
begint bij de aortaboog en vervolgens verzorgen de zijtakken van de aorta voor de circulatie naar de
rest van het lichaam (systemisch).

30
Q

Hoe liggen de aorta en de truncus pulmonaris t.o.v elkaar

A

de aorta light dorsaal t.o.v. de truncus pulmonaris

31
Q

Welke venen monden uit in de vena cava superior

A

de v. subclavia dextra et sinistra en v. brachicephalica dextra et sinistra –> nog meer: de veneuze return vanuit de armen en het hoofd

32
Q

Waar komt het bloed vandaan dat door de vena cava inferior naar het hart stroomt

A

benen, bekken, abdominale organen

33
Q

Wat is de pleura viscelaris

A

Een dun laagje bindweefsel dat om de long ligt. De pleura visceralis bekleedt het oppervlak van de long tot aan het longhilum. Het longhilum is de plaats waar aders, slagaders en de bronchus de long in- en uitgaan. Hier gaat de pleura visceralis over in de pleura parietalis.

34
Q

Wat is de pleura periëtalis

A

De pleura parietalis is met losmazig bindweefsel vastgemaakt aan de binnenkant van de thoraxwand (borstwand). Naargelang de plaats waar de pleura tegenaan ligt onderscheidt men pleura costalis (borstwand), pleura mediastinalis (tegen het mediastinum), pleura diaphragmatica (tegen middenrif), pleura cervicalis (bovenste top). Wordt ook wel de borstvlies genoemd

35
Q

Wat bevindt zich tussen de twee membranen (de borstvlies en de longvlies)

A

De pleurale ruimte. Deze ruitme is gevuld met een dunne film pleuravocht, dit is een sereuze vloeistof. Dit zorgt ervoor dat de membranen langs elkaar heen bewegen tijdens de ademhaling

36
Q

Waarom schiet een corpus alienum veelal in de rechter hoofdbronchus

A

Omdat de rechter bronchus principale een veel ventraler beloop heeft dan de linker

37
Q

Wat wordt verstaan onder de eerste harttoon

A

Het sluiten van de AV-kleppen

38
Q

Wat wordt er verstaan onder de tweede harttoon

A

Het sluiten van de Aorta- en Pulmonaalkleppen

39
Q

Waarom vallen de auscultatiepunten niet gelijk met de projecties van de kleppen

A

Het geluid van het sluiten wordt door de stroom van het bloed meegevoerd. Dit betekent dus dat de auscultatiepunten stroomafwaarts liggen

40
Q

Wat zijn pulsaties

A

Voelbare drukgolven in het langsstromende bloed

41
Q

Welke onderdelen behoren tot de thorax

A

Sternum, 12 ribben en de wervelkolom

42
Q

Hoe worden de ribben gekoppeld aan het sternum en hoeveel ribben

A

De ribben worden gekoppeld door kraakbeen aan het sternum. Het gaat hierbij om de eerste 10 ribben, de onderste 2 worden ook wel zwevende ribben genoemd

43
Q

Uit welke onderdelen bestaat het sternum

A

Manubrium, corpus en xiphoid process. Het manubrium wordt gekoppeld aan het corpus. Hiertussen is de angulus sterni palpeerbaar

44
Q

Hoe zijn de 7e tot 10e rib gekoppeld aan het sternum

A

Doormiddel van kraakbeen die zich vormt in een boog: de ribbenboog

45
Q

Wat is de infrasternal angle

A

De hoek tussen de twee ribbenbogen

46
Q

Hoe is een rib opgebouwd

A

Hij is dun en plat, en loopt als een spiraal. Het gedeelte dat vast zit aan de wervelkolom bestaat uit een hoofd, nek en tubercle. Aan de voorkant zit aan het uiteinde kraakbeen vast

47
Q

Hoe is de wervelkolom opgebouwd

A

7 cervicale, 12 thoracale, 5 lumbale, 5 sacrale en 4 coccyxe wervels

48
Q

Wat zijn de musculi scaleni of schuine spieren

A

Dit zijn drie spieren die lateraal liggen in de hals. Ze zijn verbonden aan de voorzijde van de halswervels bovenaan en de eerste twee ribben

49
Q

Hoe is de vezelrichting van de mm. intercostales externi en voor welke beweging zorgen deze externe spieren

A

De vezelrichting is schuin van ventraal naar dorsaal. Bij inspiratie zullen deze spieren de ribben omhoog duwen en daarmee de breedte van de thorax vergroten

50
Q

Welke drie tussenribspieren ken je

A

De mm. intercostales interni, de mm. intercostales externi en de intercostalis intimus

51
Q

Voor welke beweging zorgen de mm. intercostalis interni

A

Ze zorgen bij inspiratie ervoor dat het interchondrale deel van de ribben omhoog gaat en bij expiratie de ribben (niet het deel tussen het rijkraakbeen) naar beneden gaat

52
Q

Wat is de m. rechts abdominis

A

Ligt direct onder de rectusschede. Eén van de weinige gesegmenteerde
spieren in het lichaam. Compressie van het abdomen bij expiratie en flexie romp.

53
Q

m. transversus abdominis

A

Craniale vezels hebben als functie het vernauwen van de apertura
thoracis inferior bij expiratie (compressie abdomen). De caudale vezels moeten de taille versterken
en zijn nuttig bij buikpers, urineren, braken, bevalling. Liggen het diepste t.o.v. de schuine
buikspieren.

54
Q

M. obliquus internus abdominis

A

Rotatie en lateroflexie van de wervelkolom. Zorgt samen met
de rectus abdominis voor flexie van de wervelkolom en voor het toenemen van de druk in de
longen bij expiratie. Ligt tussen de obliquus externus en de transversus.

55
Q

M. obliquus externus abdominis

A

Contralaterale rotatie van de thorax, ipsilaterale flexie van de
wervelkolom, flexie van de romp en compressie van het abdomen bij expiratie. Ligt het meest
extern: boven op de m. obliquus internus