liberalisme Flashcards
1
Q
voorwaarde liberalisme
A
respect voor de medemens
2
Q
vanaf wanneer waren er liberale opstanden?
A
na Congres van Wenen
3
Q
wie was de ‘woordvoerder’ van economisch liberalisme?
A
Adam Smith
4
Q
wat was de geeststelling van adam smith?
A
- economie moet vrij zijn van staatsinmenging van regels
- vrijhandel in vraag en aanbod
- Belang privé-initiatief burger
5
Q
Belang privé-initiatief burger
A
eigenbelang = basis algemene welvaart
6
Q
waarvan is eigenbelang het tegenovergestelde?
A
égalité
7
Q
wie kwam op het idee ‘the invisible hand’?
A
adam smith
8
Q
wat houdt ‘the invisible hand’ in?
A
het perfecte evenwicht tussen prijs en kwaliteit
9
Q
wanneer begon het politiek liberalisme op te komen?
A
tijdens de verlichting
10
Q
politiek liberalisme
A
- Volkssoevereiniteit
- Grondwet -> constitutioneel regime
- Rechtsstaat: égalité
11
Q
tegenovergestelde volkssoeverniteit
A
vorstelijk absolutisme
12
Q
liberale staat in theorie
A
- individu > staat
- volkssoevereiniteit via volksvertegenwoordigers
- scheiding der machten
- vermogen en scholing noodzakelijk
13
Q
liberale staat in realiteit
A
- Congres van Wenen: verlicht
despotisme - Democratie: cijnskiesrecht