Lesson 5 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie fasen van integratie?

A

Fase 1: Autochtonen en nieuwkomers vermijden elkaar. Fase 2: Er ontstaan botsingen en conflicten. Fase 3: Groepen accepteren elkaar, wat leidt tot aanvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat ervaren nieuwkomers in de eerste fase van integratie?

A

Nieuwkomers ervaren verlies van hun thuisland en de uitdagingen van de Nederlandse cultuur, zoals taalbarrières.

Nieuwkomers moeten wennen aan de Nederlandse taal en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ervaren autochtonen veranderingen in fase 1 van integratie?

A

Autochtonen kunnen een gevoel van verlies ervaren door de veranderingen in hun buurt en het gemis van oude gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie vormen de eerste generatie migranten?

A

De eerste generatie bestaat uit mensen die ervoor kiezen naar Nederland te verhuizen en vaak hun eigen tradities en cultuur meebrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het kenmerk van de tweede generatie migranten?

A

De tweede generatie groeit op in twee culturen, die van hun ouders en die van Nederland, wat kan leiden tot identiteitsconflicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de derde generatie migranten?

A

De derde generatie zijn de kinderen van de tweede generatie die zich het meest Nederlander voelen en weinig weten over het land van herkomst van hun grootouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is discriminatie?

A

Discriminatie is het anders behandelen van mensen in een gelijke situatie op basis van irrelevante kenmerken, zoals huidskleur of afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn enkele kenmerken waarop mensen vaak worden gediscrimineerd?

A

Culturele achtergrond, uiterlijk, sekse, leeftijd, geloof, en fysieke conditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is racisme?

A

Racisme is discriminatie op basis van afkomst of huidskleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt seksisme in?

A

Seksisme is discriminatie op basis van geslacht, zoals wanneer vrouwen minder verdienen dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan uiterlijk leiden tot discriminatie?

A

Mensen worden soms anders behandeld vanwege hun uiterlijk, zoals bij overgewicht of het dragen van tatoeages.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen van leeftijdsdiscriminatie?

A

Voor mensen boven de 50 jaar is het vaak moeilijker om een nieuwe baan te vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is xenofobie?

A

Xenofobie is de angst voor vreemdelingen of het onbekende, wat kan leiden tot vreemdelingenhaat en discriminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is polarisatie?

A

Polarisatie is het benadrukken van tegenstellingen tussen groepen, wat leidt tot een ‘wij’ versus ‘zij’-mentaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe beïnvloedt polarisatie sociale cohesie?

A

Polarisatie vermindert de sociale cohesie, oftewel de verbondenheid en samenwerking tussen mensen in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is sociale cohesie?

A

Sociale cohesie is de mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar in een gemeenschap.

17
Q

Wat zijn stereotypen?

A

Stereotypen zijn overdreven en ongenuanceerde beelden van groepen mensen die leiden tot vooroordelen en discriminatie.

18
Q

Wat is het effect van stereotypen op vooroordelen?

A

Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen, wat oordelen over iemand zonder feiten of kennis inhoudt.

19
Q

Wat is het effect van stereotypen op vooroordelen?

A

Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen, wat oordelen over iemand zonder feiten of kennis inhoudt.

Stereotypen zijn overdreven en ongenuanceerde beelden van groepen mensen die leiden tot vooroordelen en discriminatie.

20
Q

Wat zijn veelvoorkomende stereotypen?

A

Voorbeelden zijn: “meisjes kunnen niet voetballen,” “Surinamers zijn lui,” en “Marokkaanse jongens zijn crimineel.”

Stereotypen zijn overdreven en ongenuanceerde beelden van groepen mensen die leiden tot vooroordelen en discriminatie.

21
Q

Wat is Zondebok?

A

Dat wil zeggen een persoon of groep die ze de schuld van iets kunnen geven.