Lesson 2 nl-eng Flashcards
1
Q
Aandacht trekken
A
Draw attention
2
Q
Belachelijk maken
A
Ridicule
3
Q
Bescheiden
A
Modest
4
Q
Bijverschijnsel
A
Side effects
5
Q
Breedte
A
Width
6
Q
Chagrijnig
A
Sulky
7
Q
Een op een
A
One to one
8
Q
Eigenzinnig, koppig
A
Headstrong
9
Q
Erop wijzen
A
Point out
10
Q
Erven
A
Inherit
11
Q
Gezellig
A
Sociable
12
Q
Het verhaal speelt zich af
A
The story is set
13
Q
Hoe dan ook
A
Anyway
14
Q
Hoofdfiguur
A
Main character
15
Q
Immers
A
After all