Lesson 1 nl-eng Flashcards
1
Q
Aankomen (gewicht)
A
Put on
2
Q
Aanwezigheid
A
Presence
3
Q
Afkeer, walging
A
Disgust
4
Q
Afkeuring
A
Disapproval
5
Q
Afnemen, verminderen
A
Diminish
6
Q
Afspreken
A
Arrange
7
Q
Beheersing
A
Mastery
8
Q
Bevolking
A
Population
9
Q
D.w.z (dat wil zeggen)
A
i.e (Id est)
10
Q
Eigenwaarde, zelfrespect
A
Self-esteem
11
Q
Enthousiasmeren
A
Enthuse
12
Q
Goedkeuring
A
Approval
13
Q
Handelen naar
A
Act on
14
Q
Ijdel
A
Vain
15
Q
Kennis
A
Knowledge