lesson 1 engels -> nederlands Flashcards
1
Q
advocate
A
voorstander
2
Q
as of
A
vanaf
3
Q
assign
A
toewijzen
4
Q
at the forefront
A
op de voorgrond
5
Q
bill
A
wet
6
Q
caucus
A
vergadering
7
Q
displacement
A
verplaatsing, verdrijving
8
Q
empower
A
sterker maken
9
Q
freshman
A
eerstejaars(student)
10
Q
gender inequality
A
genderongelijkheid
11
Q
implore
A
verzoeken, smeken
12
Q
injustice
A
onrecht
13
Q
lead
A
hoofdpersonage
14
Q
legislation
A
wetgeving
15
Q
prohibit
A
verbieden