Lesson 1 Conversations FR-NL Flashcards
Qui es-tu?
Wie ben jij?
Je suis Pauline Pernot
Ik ben Pauline Pernot
Quel est ton prénom?
Wat is je voornaam?
Quel est ton nom?
Wat is jouw naam?
Mon nom est Pauline Pernot
Mijn naam is Pauline Pernot
Mon prénom est Pauline
Mijn voornam is Pauline
Quel est ton nom de famille?
Wat is je achternaam?
Mon nom de famille est Pernot
Mijn achternaam is Pernot
Comment t’appelles tu ?
Hoe heet jij?
Je m’appelle Pauline
Ik heet Pauline
Quel est ton adresse?
Wat is jouw/je adres?
Mon adresse est…
Mijn adres is…
Où habites tu ?
Waar woon jij/je ?
J’habite à Amsterdam
Ik woon in Amsterdam
De quel pays viens tu?
Uit welk land kom je?
Je viens de France
Ik kom uit Frankrijk
D’où viens tu?
Waar kom je vandaan?
Je viens de Chine
Il kom uit China
Je parle anglais
Ik spreek Engels
Je suis néerlandaise
Ik ben Nederlandse
Je suis anglais
Ik ben Engelsman
Habitez vous aussi à Utrecht? (vouvoiement)
Woont u ook in Utrecht?