Les Verbes Réguliers Flashcards
vergeten
oublier
waarderen
apprecier
toevertrouwen
confier
roepen
crier
publiceren
publier
bedanken
remercier
controleren
vérifier
eten
manger
in orde brengen
arranger
in orde komen
s’arranger
bewegen
bouger
veranderen
changer
verbeteren
corriger
jeuken
démanger
verhuizen
déménager
storen
déranger
leiden
diriger
uitwisselen
échanger
aanmoedigen
encourager
zich engageren
s’engager
onderdak geven
héberger
ondervragen
interroger
logeren
loger
mengen
mélanger
zwemmen
nager
sneeuwen
neiger
verplichten
obliger
delen
partager
beschermen
protéger
orden, opruimen
ranger
opladen
recharger
up- en downloaden
télécharger
reizen
voyager
vooruitgaan
avancer
aankondigen
annoncer
beginnen
commencer
(zich) verplaatsen
(se) déplacer
scheiden
divorcer
wissen, uitvegen, afvegen
effacer
uitoefenen
exercer
gooien
lancer
plaatsen, zetten
placer
uitspreken
prononcer
herbeginnen
recommencer
vervangen
remplacer
spoelen
rincer
kopen
acheter
optillen, opsteken
lever
opstaan, rechtstaan
se lever
opvoeden
élever
wegnemen, uitdoen, wegdoen
enlever
schillen
peler
vriezen
geler
wegen
peser