Le Français En Classe Flashcards
wat wil “een kluisje” zeggen? / wat is de vertaling van “een kluisje” in het Nederlands
qu’est-ce que veut dire “un casier”? / quelle est la traduction de “un casier” en néerlandais?
het bord afvegen met een bordenwisser
effacer le tableau avec un effaceur
de gordijnen openen >< sluiten
ouvrir >< fermer les rideaux
zou ik mijn map van Frans uit de kast mogen gaan halen?
est-ce que je pourrais aller chercher mon classeur de français dans l’armoire?
de leerling heeft een poster aan de muur opgehangen
l’élève a accroché une affiche au mur
ik zit in het vierde jaar
je suis dans ma quatrième année / je suis en quatrième année
naar de vakantie verlangen
aspirer aux vacances
ik heb een 8/10 gehaald voor Frans
j’ai eu un 8 en français
hij is babbelziek, maar zij babbelt nog veel meer
il est bavard, mais elle est encore plus bavarde
zij loopt met krukken -> een kruk
elle marche avec des béquilles -> une béquille
op het einde van de gang
au bout de couloir
achteraan in de klas
au fond de la classe
elke vrijdag krijgen we ons rapport
chaque vendredi, nous recevons notre bulletin
fluisteren >< luid praten
chuchoter >< parler fort / parler à haute voix
hij kan niet fluisteren
is ne sait pas chuchoter
een vrije dag, een dagje vrij
un jour de congé
een vertegenwoordiger van de leerlingenraad
un(e) délégué(e) du conseil des élèves
een krijtje / een pijpje krijt
une craie / un bâton de craie
wat is de datum van vandaag?
quelle date sommes-nous aujourd’hui? / le combien sommes-nous aujourd’hui? /quelle est la date aujourd’hui?
toetsen uitdelen >< toetsen ophalen
distribuer des interros >< récupérer des interros / ramasser des interros
schuif je bank weg van je buurman
éloignez votre pupitre de votre voisin / écartez votre pupitre de votre voisin
je bent gezakt
tu as échoué
zakken voor een examen
échouer à un examen
> < voor een examen slagen
> < réussir à un examen / réussir un examen
de leerlingen van het zesde leerjaar
les élèves de sixième primaire
de leerlingen van het vierde middelbaar
les élèves de quatrième secondaire
de vierdejaars
les élèves de quatrième
een studierichting volgen
suivre une filière / suivre une voie
de leerling moet van richting veranderen
l’élève doit se réorienter dans une autre voie/fillière
het weekend
la fin de semaine / le week-end
een datum vastleggen voor een toets
fixer une date pour une interro
hij heeft die woorden uitgegomd
il a gommé ces mots
gom
une gomme
drukkerij
une imprimerie
drukken, printen
imprimer
het woord staat vetgedrukt
le mot est imprimé en gras
de zin staat cursief (schuin) gedrukt
la phrase est imprimée en italique
ik heb het werkwoord onderstreept
j’ai souligné le verbe
daar heb ik echt geen flauw idee van
alors là, aucune idée!
het getal 24 voluit schrijven
écrire le nombre 24 en toutes lettres
het getal 24 in cijfers schrijven
écrire le nombre 24 en chiffres
je moet alleen maar de grote lijnen kennen
il faut seulement connaître les grandes lignes
die leerling heeft klierkoorts
cet élève a une mononucléose infectieuse
het schoonmaakpersoneel
le personnel de nettoyage
onderaan de bladzijde
en bas de page
de toets staat op 20
l’interro est notée sur 20
wat zeg je?
pardon? / comment?
het oudercontact
la rencontre parents - professeurs
een haakje
une parenthèse
een aanhalingsteken
> < un guillemet
een weglatingsteken
une apostrophe
een accent zoals in “é”
un accent aigu
een accent zoals in “à”,”è”, “ù”
un accent grave
een accent zoals in “â”, “ê”, “î”, “ô”, “û”
un accent circonflexe
een ç
un c cédille
hij heeft zijn jas aan de kleerhaak gehangen
il a accroché son manteau sur la patère
kapstok
> < un portemanteau
iets van de grond oprapen
ramasser quelque chose par terre
ik heb mijn boeken weggestoken
j’ai rangé mes livres
een toets inhalen
rattraper une interro
de speelplaats
la cour / la cour de récréation / la cour de récré
het schoolreglement
le règlement scolaire
een huiswerk afgeven
remettre un devoir / rendre un devoir
we gaan de onregelmatige werkwoorden herhalen
on va réviser les verbes irréguliers
het leerlingensecretariaat
le secrétariat des élèves
het ziekenkamertje
l’infirmerie
strookje
un talon d’inscription
potloodscherper, potloodslijper -> een potlood scherpen
un taille-crayon -> tailler un crayon
een woord in Google intypen
taper un mot dans Google
dat woord eindigt op “-e”
ce mot se termine en “-e”
hij heeft gespiekt -> hij heeft afgekeken van zijn buurman
il a triché -> il a copié sur son voisin
- een tas, een handtas, 2. een pennenzak
une trousse
herfstvakantie
les vacances d’automne / les vacances de Toussaint
kerstvakantie
les vacances de Nöel / les vacances d’hiver
krokusvakantie
les vacances de carnaval
paasvakantie
les vacances de Pâques
de grote vakantie
les grandes vacances . les vacances d’été
zou ik het licht mogen aansteken?
est-ce que je pourrais allumer la lumière?
ik heb het licht uitgedaan
j’ai éteint la lumière
het is hier warm; zou u een raam kunnen openzetten?
il fait chaud ici; vous pourriez ouvrir une fenêtre?
sorry, maar de bus had vertraging
excusez-moi, mais le bus était en retard
het stinkt hier
ça pue ici
het ruikt hier muf
ça sent le renfermé ici
iets doorstrepen
biffer quelque chose
een klinker
une voyelle
een medeklinker
une consonne
een hoofdletter
une majuscule
een kleine letter
une minuscule
een vraagteken
un point d’interrogation
een uitroepteken
un point d’exclamation
een komma
une virgule
dubbelepunt
deux points
een koppelteken, een liggend streepje
un trait d’union
die film gaat over een inbraak
dans ce film, il s’agit d’un cambriolage
dat heeft iets te maken met school
cela a quelque chose à voir avec l’école
dat heeft niets te maken met school
cela n’a rien à voir avec l’école