les verbes impersonnels - de onpersoonlijke werkwoorden Flashcards
Il fait beau
Het is mooi weer
Il fait mauvais
Het is slecht weer
Il fait chaud
Het is warm
Il fait froid
Het is koud
Il fait frais
Het is fris
Il fait gris
Het is grijs weer
Il fais 23 degrés
Het is 23 graden
Il y a de la pluie/Il pleut
Het regent
Il y a du soleil/Il fait ensoleillé
Er is zon/Het is zonnig
Il y a de la neige/Il neige
Er ligt sneeuw/Het sneeuwt
Il y a du vent
Er is wind
Il y a des nuages/Il fait nuageux
er zijn wolken/het is bewolkt
Il y a des éclaircies
Er zijn opklaringen
Il gèle
Het vriest
Il est 7 heures
Het is 7 uur
Il faut faire attention
Je moet opletten
Het is mooi weer
Il fait beau
Het is slecht weer
Il fait mauvais
Het is warm
Il fait chaud
Het is koud
Il fait froid
Het is frisjes
Il fait frais
Het is grijs weer
Il fait gris
Het is 23 graden
Il fait 23 degrés