Les relations familiales Flashcards
waarde
une valeur
belang, gewicht
l’importance
zorg, bezorgdheid
une préoccupation
dagelijks leven
la vie quotidienne
evolueren, verder ontwikkelen
évoluer
trouwen met iem. (1)
se marier avec qn
trouwen met iem. (2)
épouser qn
belasting, fiscaal
fiscal, fiscale
burgerlijk/kerkelijk huwelijk
le mariage civil/religieux
essentieel, fundamenteel
primordial, primordiale
(echt)paar
un couple
(het) ongehuwd samenwonen
l’union libre (f)
onwettig kind
un enfant naturel
eenoudergezin
une famille monoparentale
iem. aan de zorg van iem. toevertrouwen
confier la garde de qn à qn
ouderlijk gezag
l’autorité parentale
gemeenschappelijk, gezamenlijk
conjointement
samengesteld gezin, stiefgezin
une famille recomposée
partner, echtgenoot/-genote
le conjoint, la conjointe
vgl. geregistreerd partnerschap
le PACS
een contract sluiten
conclure un contrat
ongehuwd, vrijgezel
(un, une) célibataire
van verschillend geslacht
de sexe opposé
van gelijk geslacht
de même sexe
gezamenlijk
commun, commune
ondergetekende
un, une signataire
handtekening
une signature
hulp in de vorm van materiële goederen
une aide matérielle
erfenis, erfdeel
l’héritage (m)
zeden
les mœurs (fpl)
discriminatie
la discrimination
slachtoffer
une victime
met name, speciaal (1)
notamment
met name, speciaal (2)
particulièrement
levenspartner, vriend(in)
un concubin, une concubine
(het) moeder worden, bevalling
la maternité
geboortecijfer
le taux de natalité
geboren
naître
geboorte
la naissance
vruchtbaarheid
la fécondité
vruchtbaar
fécond, féconde
aandeel
la part
gedeelte
une partie
verhouding, relatie
un rapport
kenmerken
marquer
jeugd
une marque l’adolescence (f)
evenals
de même que
afwijzing, weigering
un refus
afwijzen, weigeren
refuser
protest, onenigheid van
une contestation
protesteren, betwisten
contester
van
de la part de
duidelijk, ontegenzeglijk
nettement
kalmeren, bedaren
pacifier
toegeeflijk, tolerant, verdraagzaam
permissif, permissive
zich ontspannen
se détendre
ontspanning
la détente
gehechtheid, aanhankelijkheid
un attachement
hechten, aanhankelijk zijn
attacher
diep, diepgaand
profond, profonde
diepte, diepgang
la profondeur
gezin
la cellule familiale
gevangenis
une prison
gevangene
un prissonier, une prisonnière
begrip, verdraagzaamheid
la compréhension
begripvol, verdraagzaam
compréhensif
begrijpen, inhouden/bevatten
comprendre
in termen van, als
en termes de
van toepassing zijn op
s’appliquer à
decennium, periode van tien jaar
une décennie
verschijnsel, realiteit
un fait
uitleg, verklaring
une explication
uitleggen, verklaren
expliquer
grootfamilie (> twee generaties vormen huishouden)
une grande famille
(in stand) houden
maintenir
behoud
le maintien
zich verplaatsen
se déplacer
verplaatsing
le déplacement
verankerd (zijn)
(être) ancré
anker
une ancre
vroeger
autrefois
opvoeding
une éducation
opvoeden
éduquer
vertrouwenspersoon
un confident, une confidente
hulp, ondersteuning
un soutien
iem. helpen, iem. ondersteunen
soutenir qn
te verwaarlozen
négligeable
verwaarlozen
négliger
de verwaarlozing
la négligence
verkrijgen, verwerven
acquérir
de verwerving
une acquisition
woning
un domicile
jongste, laatsgeborene
un cadet, une cadette
oudste, eerstgeborene
un aîné, une aînée
vorige generatie(s)
des aînés
(het) op zichzelf gaan wonen
la décohabitation
met iem. op kunnen schieten
s’entendre avec qn
overeenkomst, akkoord
une entente
aangenaam, gemakkelijk
confortable
comfort
le confort
woning, woonruimte
un logement
wonen
loger
vastgoedmarkt
le marché immobilier
huur
un loyer
zich verergeren
s’aggraver
verslechtering, verergering
une aggravation
onzeker, zorgelijk
précaire
onzekerheid
la précarité
eigenaar/eigenares
un, une propriétaire
eigendom
une propriété
eigen
propre
(ver)huren
louer
de verhuur
la location
vast, stabiel
stable
onstabiel
instable
de keus (hebben)
(avoir) le choix
kiezen
choisir
verlenging
un prolongement
verlengen
prolonger
duur
la durée
duren
durer
verblijven, wonen
résider
verblijving, woning
la résidence
boven iets
au-delà de qc
zorg
un souci
zich zorgen maken
se soucier de
uiterlijk, voorkomen
une apparence
verschijnen
apparaître
beschouwen
considérer
overweging
la considération
aanzienlijke
considérable
afspiegeling, weergave
un reflet
iets weerspiegelen
reflèter qc
op zoek (zijn) naar iets
(étre) en quête de qc
zicht distantiëren van iem./iets
se démarquer de qn/qc
zich doen gelden als, zich profileren als
s’affirmer en tant que
bewering
une affirmation
iets laten zien/tonen
afficher qc
poster
une affiche
het behoren bij, lidmaatschap
une appartenance
behoren tot (1)
appartenir à
behoren tot (2)
faire partie de
iem. gelijkstellen aan
assimiler qn à
afkorting, acroniem
une sigle
vergelijkbaar met
s’apparenter à
(herkennings)teken
un signe (de reconnaissance)
stam, groeps-
tribal, tribale, tribaux (mpl)
stam
une tribu
product
un produit
produceren
produire
ten doel hebben, streven naar
viser à
iem. (aan)trekken/ (aan)lokken
attirer qn
consument
un consommateur, une consommatrice
consumeren
consommer
bewonderen
admirer
bewondering
l’admiration (f)
bewonderenswaardig
admirable
aanbidden, verafgoden
adorer
aanbidding
l’adoration (f)
aanbiddelijk
adorable
beroemd
célèbre
de kracht
la force
krachtig, sterk
fort, forte
mediatisatie, (het) in de media brengen
la médiatisation
ontkomen aan
échapper à
de godganse dag, de hele dag door
à longueur de journée
gebied, terrein
un domaine
onderhouden, op peil houden
entretenir
zich onderhouden
s’entretenir
onderhoud
l’entretien (m)
kring van uitverkorenen
un cercle d’élus
beroemdheid
une célébrité
showbusiness, showbizz
le monde du spectacle
afgoderij, afgodische liefde
l’idolâtrie
hoogtepunt
le summum
kleding-
vestimentaire
kleding
un vêtement
gedrag
un comportement
zich gedragen
se comporter
voedsel, voeding
la nourriture
voeden
nourrir
maaltijd
un repas
koud voorgerecht
un hors-d’œuvre
hoofdgerecht, hoofdschotel
un plat de résistance
waarderen (1)
apprécier
waarderen ((2)
estimer
ontbijt
un petit-déjeuner, petits-déjeuners (pl)
ontbijtgranen, graanvlokken
les céréales (fpl)
koffie met melk
un café au lait
warme chocolademelk
un chocolat chaud
(het) snacken, (het) eten en drinken van tussendoortjes
le snacking
grazen, veel tussendoortjes eten
grignoter
buitenshuis
à l’extérieur
kostbaar, duur (1)
onéreux, onéreusse
kostbaar, duur (2)
cher, chère
plezier, genot
le plaisir
voeding
l’alimentation (f)
drank(je)
une boisson
evenwichting
équilibré, équilibrée
evenwicht
l’équilibre (m)
vet
la graisse
vezels
les fibres (fpl)
junkfood, vette hap
la malbouffe
gezond
sain, saine
gezondheid
la santé
fruit
les fruits
groente
les légumes le surpoids
overgewicht
le surpoids
lichaams-, lichamelijk
corporel, corporelle
lichaam
le corps
slank, dun
mince
dik
gras, grasse
verspreiden
colporter
sperziebonen
les haricots verts
essentieel, fundamenteel
primordial, primordiale, primordiaux (pl)
adolescent, jongvolwassene (1)
un adolescent, une adolescente
adolescent, jongvolwassene (2)
un, une ado
op gebied van iets
le plan de qc
vriendenkring
un cercle d’amis
plaats, plek
un lieu, des lieux (pl)
(nauw) verbonden, verwant
proche
nabijheid
la proximité
interesse
un intéret
zich interesseren in
s’intéresser à
golflengte
une longueur d’ondes
zich uiten, zich openbaren
se manifester
openbaring
une manifestation
in, te midden van
au sein de qc
groep, stel
une bande
vriend(in)
un copain, une copine
eerlijk, oprecht
sincère
eerlijkheid, oprechtheid
la sincérité
toegewijd (zijn), vol zorg en overgave
(étre) dévoué
(zijn) (het) vertrouwen
la confiance
iem. vertrouwen
faire confiance à qn
vertrouwen hebben in
avoir confiance en
de overhand hebben
primer
graad
un degré
iem. iets toevertrouwen
confier qc à qn
geheim
un secret
medeplichtig zijn aan iets
étre complice de qc
slappe lach
un fou rire
verdriet, leed
un chagrin
bron
une source
troost, steun
un réconfort
iem. geruststellen
réconforter qn
uitsluiten
exclure
uitsluiting
l’exclusion (f)
oppervlakkig
superficiel, superficielle
oppervlakte
la superficie
in tegenstelling tot
contrairement à
tegenstelling
le contraire
in het bijzonder
en particulier
lets aansnijden/aankaarten
aborder
zich bevrijden van
se libérer de
bevrijding
la libération
vrijheid
la liberte
vrij
libre
band
un lien
afhankelijk
dépendant, dépendante
afhankelijkheid
la dépendance
uitwisseling, gedachtenwisseling
un échange
iets ruilen
échanger qc
zelfvertrouwen
la confiance en soi
overgang
un passage
volwassenheid
l’âge adulte
liefdesrelatie
une relation amoureuse
gesloten/aangeknoopt worden
se nouer
knooppunt
un nœud
ontmoeting
une rencontre
iemand ontmoeten
rencontrer qn
in de loop van iets, bij
au cours de qc
liefheid, aardigheid
la gentillesse
lief, aardig
gentil, gentille
zachtmoedigheid, tederheid
la douceur
zacht, teder
doux, douce
getrouwheid
la fidélité
trouw
fidèle
de neiging hebben om, geneigd zijn
avoir tendance à
om uiterlijk
l’aspect physique (m)
de nadruk leggen op lets
insister sur qc
hartstocht
une passion
gebaseerd zijn op iets
être basé sur qc
bij de dag
au jour le jour
toekomst
l’avenir (m)
liefdesverdriet
un chagrin d’amour
kortstondig, voorbijgaand
éphémère
er moet opgemerkt worden
il est à noter
verliefd worden op iemand
tomber amoureux, amoureuse de qn
seksuele omgang
un rapport sexuel
gemiddeld
en moyenne
gemiddelde
la moyenne
middel
le moyen
vroegrijp, vroegtijdig
précoce
anticonceptie
la contraception
soa, seksueel overdraagbare aandoening
une M.S.T. (maladie sexuellement transmissible)
blijk geven van, tonen
faire preuve de
achteloosheid, nonchalance
la désinvolture
tegenover iets/lemand
à l’égard de qc/qn
aids
le sida (Syndrome d’Immunodéficience acquise)
vertrouwen op iets/iemand
se fier à qc/qn
derde leeftijd, pensioengerechtigde leeftijd
le troisième âge
daling van het geboortecijfer, vergrijzing
la dénatalité
levensverwachting
l’espérance de vie
vergrijzing
le vieillissement
verstoord evenwicht, wanverhouding
un déséquilibre
niet werkzaam, werkloos
inactif, inactive
financiering
le financement
pensioen
la retraîte
premie, bijdrage
une cotisation
ouderdomsverzekering
une assurance-vieillesse
storten
verser
pensioen(uitkering)
une pension
gepensioneerde
un retraité, une retraitée
vooruitgang, ontwikkeling
un progrès
zich voeden
s’alimenter
gezond
un aliment sain, saine
medische controle
le suivi médical
vervroegd pensioen
la préretraite
noodzaak
la nécessité
aarvulling
un complément
kapitaaldekkingstelsel van de pensioenen
une retraite par capitalisation
(het) pensioensparen
l’épargne-retraite (f)
bedwingen, oplossen
venir à bout de
sociale voorzieningen, sociale zekerheid
la Sécurité sociale
ernst
la gravité
ernstige
grave
ziekenhuisopname
un séjour en hôpital
veelvuldig, veelvoorkomend
fréquent, fréquente
zich aanpassen aan (1)
s’adapter à
zich aanpassen aan (2)
s’habituer à
vitaliteit, dynamiek
le dynamisme
prestatie
une performance
uiteenvallen
éclater
de ouderen
les anciens, anciennes
geleidelijk, langzaamaan
progressif, progressive
belangeloos, vrijwillig
bénévole
verantwoordelijkheid
une responsabilité
vereniging
une association
seniorenclub, ouderenvereniging
un club du troisième âge
iemand iets verschaffen/leveren
procurer qc à qn
huishoudelijke hulp
une aide ménagère
thuisverpleging, thuiszorg
les soins à domicile (mpl)
met beperkte middelen, met een kleine beurs
de condition modeste
korting
une réduction
verminderen
réduire
vrijstelling van betaling/kosten
une gratuité
in de steek laten
abandonner
achterlating
l’abandon (m)
verstoten
rejeter
zorg
le soin
minimumpensioen
un minimum-vieillesse
leiden
mener
onafhankelijk
indépendant, indépendante
bejaardentehuis
une maison de retraite
koopkracht
le pouvoir d’achat
zich vestigen, gaan wonen
s’installer
verzorgingsflat, serviceflat
une résidence du troisième âge
uitgerust met medische voorzieningen
médicalisé, médicalisée
iets aanpassen aan iets
adapter qc à qc