Les 4 Flashcards
Hoeveel?
Wie viel?
Ziffer
het cijfer
vergleichen
vergelijken
Quiz
de quiz
Provinz
de provincie
Einwohner
de inwoner
pro Quadratkilometer
per vierkante kilometer
per
pro
Quadrat
vierkant
Kilometer
de kilometer
brechen
breken
Bein
het been
während
tijdens
Skiurlaub
de wintersportvakantie
denken
denken
glauben
geloven (geloof)
Karte
het kartje
Baby
de Baby
Richtig oder falsch?
Waar of niet waar?
es gibt
er is / zijn
Hut
de hoed
Kinder
kinderen (het kind)
nehmen sie es mir nicht übel
neemt u me niet kwalijk
das macht nichts
Het geeft niet hoor.
eigentlich
eigenlijk
seit
sinds
Wow sie sprechen aber gut Niederländisch
Goh, wat spreekt u goed Nederlands
sprechen
spreken
Tochter
het dochtertje
reisen
reizen
zum ersten Mal
voor de eerste keer
erst
eerst
Schaffner
de conducteur
fahrausweis
het vervoersbewijs
bitte schön
alstublieft
Stammbaum
de stamboom
Familie
het gezin
Hund
de hond
Katze
de kat
Haustier
het huisdier
Tablet
de tablet
anschauen
bekijken
auf dem Foto stehen
op de foto staan
einzeln
enkel
Stichwort
het steekwoord
formulieren
formuleren