Les 3 en 5 Flashcards

1
Q

op welke manieren kan projectfasering plaatsvinden?

A
  1. waterval / lineair
  2. parallel
  3. cyclisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar wordt naar gekeken in de initiatieffase?

A
  • heeft het bestaansrecht
  • redenen voor het project
  • opties om doelen te bereiken ( togkic)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar wordt naar gekeken in de definitiefase?

A
  • projectcontract
  • PSU
  • briefing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het projectplan?

A
  1. projectdefinitie
  2. scope
  3. analyse belanghebbenden
  4. projectorganisatie
  5. kwaliteit
  6. risico’s en maatregelen
  7. fasering en tijdsplanning
  8. leiderschap en samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat staat in de scope?

A

Wat je wel in het project gaat doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 4 b’s als het gaat om het zijn van een goede opdrachtgever?

A
  • bevoegd
  • beschikbaar
  • betrokken
  • bekwaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet de projectsecretaris?

A
  • bereid samen met projectleider de overleggen voor
  • legt besluiten vast
  • selecteert en registreert projectdocumenten
  • voert versiebeheer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly