Les 3 & 4 Flashcards
structualisme
de taak van de psycholoog is de elementaire bouwstenen te ontdekken en hoe ze samengesteld zijn tot psychologische gehelen,de elementen zijn bewuste mentale inhouden
- gewaarwording
- beelden (elementen in het geheugen)
- affecten
structuralisme <-> functionalisme
structuralisme bestudeert bewustzijnsinhouden, terwijl functionalisme de werking van het bewustzijn bestudeert
structuralisme probeert het bewustzijn in zijn bouwstenen te ontleden, terwijl het functionalisme de aard en functies van mentale processen bestudeert, met nadruk op hoe deze processen werken
functionalisme
Functionalisme vat het bewustzijn niet op als een passief
orgaan om ervaringen op te vangen maar als een “toolbox”
van functies om adaptief te reageren op nieuwe situaties
trail-and-error
initieel random responsen, gelijkdelijk elimineren van foutieve responsen
law-of- effect
Responsen gevolgd door beloning worden versterkt; responsen gevolgd door straf worden geëlimineerd
operante conditionering
Een leerproces waarbij het gedrag van een individu wordt beïnvloed door de gevolgen ervan, zoals beloningen of straffen; gedrag dat wordt beloond, zal vaker voorkomen, terwijl gedrag dat wordt bestraft, zal afnemen.
stimulus –> respons
gestaltspsychologie
Een psychologische stroming die stelt dat mensen geneigd zijn om waarnemingen als geheel waar te nemen, in plaats van als losse onderdelen, met de nadruk op het idee dat “het geheel meer is dan de som der delen.”
gestalt
Een geheel of patroon dat als een geïntegreerde en georganiseerde structuur wordt waargenomen, waarbij het geheel een andere betekenis heeft dan de som van de afzonderlijke onderdelen.
phi motion
“phi” als pure beweging, geen
verplaatsing tussen twee objecten
niet enkel: Gestalt als meer dan de
som van de delen
maar ook: Gestalt als anders dan de som van de delen
Aha Erlebniss
Plots inzicht,ook wel een “Eureka-moment” genoemd.
behaviorisme
Exclusieve focus op S-R, als enige objectief waarneembare entiteiten
introspectie = subjectief (niet-wetenschappelijk)
bewustzijn = taboe
Theoretische grondlegger: John B. Watson
little albert
kind via pavloviaanse conditionering schrik laten krijgen van laborat (door externe factor), schrik wordt gegeneraliseert naar gelijkaardige stimuli (hond, pels, witte wol,…)
3 soorten reflexen
emoties: interne activiteiten op basis van ongestreepte spieren, erfelijk
instincten: op basis van gestreepte spieren, nemen ook externe situatie mee in
rekening, erfelijk
gewoontes (“habits”): aangeleerde responswijzen, aaneengeschakelde
reflexpatronen
klassieke conditionering
3 stappen:
UCS → UCR
CS-UCS → UCR
CS → CR
Voorbeeld:
voedsel → speekselafscheiding
bel + voedsel → speekselafscheiding
bel → speekselafscheiding
–> hond van Pavlov
operante conditionering
(skinner box), alles kan een gedragsversterker zijn
(sterk programma van gedragsmodificatie)
toepassing bij training van dieren
toepassing in gedragstherapie