Les 3 Flashcards

1
Q

kleine open bootjes

A

minder dan 7 meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kajuitboten

A

tussen 7 en 20 meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

grote schepen

A

groter dan 20 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

boordlichten

A

groen rechts, rood links lichten die rechts en links zitten (112.5 graden)

  • groen rechts
  • rood links
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

toplicht

A

naar voren en opzij uitstralend helder wit licht (225 graden)

  • minimaal 1 meter hoger dan boordlichten
  • grote schepen mogen tweede toplicht hebben (voorste laag en achterste hoog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heklicht

A

wit licht achterop het ship (135 graden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ankelicht

A

een wit rondomschijnend licht

- overdag = zwarte bol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kleine open boten: minimale verlichting

A

een rondom schijnend wit licht (360 graden)

- bij gevaar voor aanvaring moet men een tweede licht tonen om aandacht te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kajuitmotorboten: minimale verlichting

A
  • 1 lantaarn met de 2 boordlichten op het voorschip

- 1 rondomschijnend wit licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kajuitzeilboten: minimale verlichting

A
  • geen toplicht

- mogen ipv ook een driekleurenlicht op de mast voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zeilboot met zeil en motor

A

heeft een zwarte kegel met de punt naar beneden op het voordek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grote schepen: extra ankerlicht

A

twee ankerlichten als het ten anker ligt. Voorste hoger dan het achterste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rode wimpel

A

Als een vaartuig een rode wimpel voert, heeft dit vaartuig voorrang bij de dorovaart van sluizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Extra lichten grote zeilschepen

A

rood rondomschijnend licht met daaronder een groen rondomschijnend licht bovenin de mast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(bagger werktuig) dubbel groen

A

het vaartuig is aan die zijde vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(bagger werktuig) enkel rood

A

het vaartuig is aan die zijde niet vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(bagger werktuig) rood boven wit

A

het vaarwater is aan die zijde vrij, maar u mag tijdens het voorbijvaren geen hinderlijke waterbeweging veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

slepen in kiellinie

A

een sleepboot voorop met daarachter een of meer boten die gesleept worden

  • motorboot vooraan:
    zwart-geel-zwarte cilinder overdag
    twee toplichten recht boven elkaar, boordlichten en een geel heklicht ‘s nachts
  • groot schip dat gesleept wordt:
  • gele bol overdag
  • een rondomstralend wit licht en het laatste schip ook een wit heklicht ‘s nachts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

niet in kiellinie slepen

A

elke sleepboot voert 3 toplichten boven elkaar

20
Q

Duwstel

A
  • 3 toplichten in driehoek voorop de voorste bak
  • drie witte heklichten op een rij aan achterkant
  • als 2 bakken breed dan staat op de rechterbak een enkel toplicht
21
Q

Slepen kleine schepen onderling

A

de sleper hoeft geen extra sleeplichten te voeren

22
Q

Schepen met gevaarlijke stoffen

A

overdag: 1, 2 of 3 blauwe kegels onder elkaar
‘s nachts: 1, 2 of 3 blauwe lichten onder elkaar
10, 50, 100 m afstand houden

23
Q

Beperkt manoeuvreerbaar schip

A

overdag: zwarte bol - zwarte ruit - zwarte bol onder elkaar
‘s nachts: rood - wit - rood rondomschijnende lichten onder elkaar
- vrije zijde wordt aangegeven door 2 groene lichten of 2 zwarte ruiten
- de niet vrije zijde wordt aangegeven door 2 rode lichten of 2 zwarte bollen

24
Q

Visserschip

A

overdag: twee zwarte kegels met punten tegen elkaar
‘s nachts: basisverlichting + een wit rondomschijnend licht met daarboven een groen rondomschijnend licht
- toplicht is niet verplicht

25
Q

Vrijvarend veerpont

A

basisverlichting met ipv een toplicht een rondomschijnend groen licht boven een rondschijnend wit licht

26
Q

Niet vrijvarende veerpont

A

enkel een rondomschijnend groen licht voven een rondomschijnend wit licht en geen basisverlichting
- overdag: groene bol

27
Q

Loodsboot

A

wit licht boven een rood licht

28
Q

Passagiersschip kleiner dan 20 meter dat meer dan 12 passagiers kan vervoeren

A

overdag: gele ruit op het voordek

‘s nachts: een rondomschijnend geel licht

29
Q

Mijnenveger

A

overdag: drie zwarte bollen in driehoek

‘s nachts: drie groen rondomschijnende lichten in een driehoek

30
Q

werkzaamheden

A

geel flikkerlicht overdag en ‘s nachts

31
Q

onmanoeuvreerbaar

A

rood licht, rode doek of rode rookpot

32
Q

1 x kort

A

ik ga stuurboord uit

33
Q

2 x kort

A

ik ga bakboord uit

34
Q

3 x kort

A

ik sla achteruit

35
Q

4 x kort

A

ik kan niet manoeuvreren

36
Q

5 x kort

A

u kunt niet voorbijlopen (inhalen)

37
Q

1 x lang

A

attentie

38
Q

1 x lang gevolgd door 1 of 2 x kort

A

keren (over stuur- respectievelijk bakboord)

39
Q

2 x lang gevolgd door 1 of 2 x kort

A

inhalen

40
Q

3 x lang gevolgd door 1 of 2 x kort of niets

A

invaren, uitvaren of oversteken

41
Q

reeks lange stoten

A

noodsein

42
Q

reeks zeer korter stoten

A

er druigt gevaar voor aanvaring

43
Q

reeks kort - lang

A

blijfweg sein, er komen gevaarlijke stoffen vrij

44
Q

lang-kort-lang

A

verzoek bediening sluis of brug

45
Q

slecht zicht

A

als het zicht minder dan 1000 meter is

46
Q

varend slecht zicht

A

als geen radar aan boord, mag het een mistsein geven. 1 lange stoot met tussenpozen van ten hoogste 1 minuut

47
Q

stilligend slecht zicht

A

reeks kolkslagen met tussenpozen van hoogstens 1 minuut