Les 1: politieke filosofie Flashcards

1
Q

Waarom politieke filosofie?

A

houdt zich bezig met fundamentele vragen over de aard van de mens en de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is politieke filosofie?

A
  • nadenken over de beste manier om onze samenleving te organiseren
  • helpen om ons eigen politieke engagement te verdiepen
  • eigen politieke overtuigingen te vormen en om effectiever te participeren in het politieke proces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Enkele belangrijkste vragen in politieke filosofie

A
  • wat is de aard van de politiek?
  • wat is de rol van de staat?
  • wat is de bron van de macht?
  • wat is rechtvaardigheid?
  • wat is vrijheid?
  • wat is moraal?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een imaginaire orde?

A

De imaginaire orde is een fase waarin we onszelf en anderen begrijpen en construeren op basis van beelden en fantasieën, in plaats van op de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken van een imaginaire orde:

A
  • gemeenschappelijk idee of sociaal construct
  • geloof in de imaginaire orde maakt dat een maatschappij kan functioneren
  • stelt mensen in staat om op grote schaal samen te werken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is een imaginaire orde goed of slecht?

A

niet inherent goed of slecht, kunnen worden gebruikt voor goede of slechte doeleinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Plato’s 3 groepen:

A
  1. goud; kleine groep filosoof-heersers regeren
  2. zilver; beperkte groep ordehandhavers
  3. brons; werkende klasse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voorbeelden van imaginaire orde:

A
  • religie
  • nationale identiteit (taal)
  • geld
  • ideologie
  • wetgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een aristocratie?

A

een regering door de beste mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit: plato’s mythe van de metalen

A
  • mensen onderverdelen in drie groepen, gebaseerd op aangeboren natuurlijke eigenschappen, voornamelijk moed en intelligentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is oligarchie?

A

regering gecontroleerd door een kleine groep machtige burgers (senaat en 2 consuls, enkel vertegenwoordigers van de hoogste sociale klasse en met zeer veel invloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wie introduceerde scheiding der machten?

A

aristoteles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvan komen “politiek”, “democratie” en “economie”?

A

polis, stadstaat
demos kratos, het volk heerst
oikos nomos, regels voor het huishouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zei aristoteles?

A
  • staat moet ontworpen zijn om mensen in staat te stellen zichzelf te ontwikkelen en deugd te bereiken.
  • een kleine stadstaat waar iedereen elkaar kende, een mix van sociale klassen waar iedereen een rol kan spelen in de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn democratische elementen:

A

vrije burgers hebben ook recht om te stemmen, volksvergaderingen beperkte input voor wetgeving en aanklacht tegen staatslieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken feodaal systeem:

A
  • adel bezit grond, is geallieerd aan koning
  • vazallen krijgen grond in bruikleen in ruil voor loyaliteit
  • boeren bewerken land
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De politieke macht in de middeleeuwen was verdeeld over verschillende groepen, welke?

A

koning, adel; kerk en de steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Koning:

A

leider van staat, maar beperkt door macht van de adel. koning moest de steun van de adel vergaren om zijn macht te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

adel:

A

bezit van meeste grond en macht in de middeleeuwen. verdeeld in verschillende rangen, met de koning aan de top en de lijfeigenen aan de onderkant. de adel had de macht om een land te bezitten, belastingen te heffen en recht te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de kerk:

A

belangrijke machtsfactor in de middeleeuwen. de kerk had de macht om mensen te excommuniceren, wat een ernstige straf was. de kerk had ook de macht om geld te innen, wat een belangrijke bron van inkomsten was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de steden:

A

begonnen in de mate middeleeuwen aan macht te winnen. Steden hadden de macht om hun eigen wetten te maken en hun eigen leger te hebben. de steden waren een belangrijke bron van economische groei en innovatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een emir?

A

titel die wordt gegeven aan een heerser van een emiraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt een emir gekozen?

A

door een familie of clan, of hij wordt door een andere heerser benoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet een emir?

A

heeft volledige macht over het emiraat (geen scheiding der machten) en hij is verantwoordelijk voor de wetgeving, de rechtbank en de militaire zaken.
- monarchie, republiek of theocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een kalief?

A

titel die wordt gegeven aan de opvolger van de profeet Mohammed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe wordt een kalief gekozen?

A

door de raad van geleerden of hij wordt door een andere kalief benoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet een kalief?

A

heeft volledige macht over emiraat (geen scheiding der machten). wordt beschouwd als de leider van alle moslims en hij is verantwoordelijk voor de bescherming van de islam en de verspreiding van de islam.
theocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Enkele voorbeelden emiraten:

A

qatar, koeweit, oman, marokko, bahrein,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

voorbeelden van kalifaten:

A

Kalifaat van de Rashidun, Kalifaat van de Olajjaden, Kalifaat van de Abbasiden,
Kalifaat van de Almohaden
Kalifaat van de Ottomaanse Turken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de kruistochten?

A
  • jeruzalem veroveren van Moslims
  • bron van conflict en geweld tussen christenen en moslims
  • verspreiding van Christendom in Midden-Oosten
  • nieuwe handelsroutes tussen europa en midden-oosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de Verlichting?

A
  • een nieuwe belangstelling voor wetenschap en rede
  • een focus op het individu en zijn rechten
  • een kritiek op traditionele autoriteiten, zoals aristocratie, de kerk en de monarchie
  • een geloof in vooruitgang en verbetering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zei Hobbes:

A

mens: egoistisch maar rationeel
staat van natuur: oorlog van allen tegen allen
) legitimatie van de staat: sociaal contract waarbij rechten op worden gegeven aan een absolute heerser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat denkt John Locke?

A
  • mens is rationeel en redelijk
  • staat van natuur: recht op leven, recht op vrijheid en recht op eigendom
  • legitimatie van de staat: sociaal contract om de rechten te beschermen
  • indien de staat deze rechten schendt, mag je in opstand komen
  • legitimatie voor de overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een vrije markt?

A

een systeem waarin bedrijven vrij zijn om te concurreren zonder overheidsinmenging. Locke’s ideeen hebben geholpen om een omgeving te creeren waarin de vrije markt kan gedijen

28
Q

In welk jaar ontstond de Belgische grondwet

A

1831

29
Q

Kenmerken van Art 23 (GW)

A

arbeid, sociale zekerheid, huisvesting, leefmilieu, culturele en maatschappelijke ontplooiing

30
Q

Principes verlichting:

A
  • scheiding der machten
  • rechten van individuele burgers (leven, vrijheid en eigendom)
  • gelijkheid voor de wet (ongeacht afkomst, ras, religie en geslacht)
31
Q

Waarom is art 23 van de belgische grondwet belangrijk voor de sociale welvaartstaat?

A

omdat het de basis legt voor een aantal sociale voorzieningen die essentieel zijn voor een rechtvaardige en inclusieve samenleving

32
Q

wat stelt artikel 23?

A
  • recht op menswaardig leven
  • recht op onderwijs
  • recht op gezondheidszorg
  • recht op werk
  • recht op sociale zekerheid
33
Q

Waarom is art 23 essentieel voor maatschappelijk werk?

A

deze rechten zijn essentieel voor maatschappelijk werk en zouden wetteljike bescherming moeten bieden aan alle Belgen

34
Q

kolonisatie in 3 fases:

A
  1. ontdekking
  2. vestiging
  3. exploitatie
35
Q

Wat gebeurt er in de ontdekkingsfase?

A

in deze fase ontdekten de Europeanen nieuwe landen en gebieden over de hele wereld. Ze waren op zoek naar nieuwe handelsroutes, grondstoffen en land om te koloniseren

36
Q

Wat gebeurt er in de vestigingsfase?

A

in deze fase vestigden de europeanen zich in de nieuwe landen en gebieden. ze bouwden steden, plantages en andere infrastructuur

37
Q

de exploitatiefase

A

in deze fase exploiteerden de europeanen de nieuwe landen en gebieden. ze ontgonnen de grontstoffen zoals goud, zilver en olie, en ze werkten de lokale bevolking uit

38
Q

Wat is slavernij?

A

onvrijwillige onderwerping van persoon aan andere persoon. eeuwenoud

39
Q

verschil tussen slaaf en lijfeigenen

A

slaaf: gebonden aan eigenaar, geen rechten
lijfeigenen: gebonden aan land, bepaalde rechten

40
Q

Verlichting -> kolonisatie

A
  • westers superioriteitsgevoel
    -> cultuur en beschaving uitdragen naar andere volkeren
  • kapitalisme
    -> recht op eigendom, vrijheid van handel en ondernemerschap, kapitalisme als beste manier om welvaart te vergroten

-> westerse werelddominatie
- toe-eigenen en exploiteren van grondstoffen en arbeidsmarkt

41
Q

Specifieke manieren waarop industriële revolutie en de kolonisatie de globale verdeling van de rijkdom beïnvloedden:

A
  • leidde tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën en productiemethoden, die de productie van goederen en diensten aanzienlijk verbeterden. dit leidde tot een snelle economische groei in Europa en Noord-Amerika
  • de kolonisatie gaf de europese koloniale lachten toegang tot de natuurlijke hulpbronnen en de arbeidskrachten van de koloniën. dit leidde tot een toename van de rijkdom in Europa en Noord-Amerika, en tot een afname van de rijkdom in de koloniën.
  • de industriële revolutie en de kolonisatie leidden tot de ontwikkeling van nieuwe instellingen en markten, die de globale economie integreerden. dit maakte het mogelijk voor rijke landen om hun rijkdom te vergroten door te investeren in arme landen
42
Q

3 maatschappijstructuren + hoe zien ze eruit?

A
  1. slavenmaatschappij: twee klassen - slaven en slavenhouders
  2. feodalisme: drie klassen - edelen, boeren en lijfeigenen. boeren bewerken land en geven % aan edelen. lijfeigenen beperkte rechten.
  3. kapitalisme: twee klassen - bourgeoisie en proletariaat. B: bezittende klasse en bezit de productiemiddelen. P: werkende klasse en verkoopt arbeid aan bourgeoisie.
43
Q

LEg uit: industrialisatie

A

1769: start industriële revolutie met stoommachine -> textiel en steenkoolmijnbouw

43
Q

soorten vervreemdingen:

A

objectieve vervreemding, subjectieve vervreemding, sociale vervreemding, persoonlijke vervreemding

44
Q

Leg uit: kapitalisme

A

de arbeiders verkopen hun arbeid aan bourgeoisie om te overleven
-> door hun arbeid te verkopen worden ze vervreemd van hun eigen arbeid, van hun medemens, van zichzelf en van de producten van hun arbeid

44
Q

persoonlijke vervreemding:

A

de arbeider is vervreemd van zichzelf, hij verliest zijn eigen identiteit en wordt deel van de machine

45
Q

sociale vervreemding:

A

de arbeider is vervreemd van zijn medemens. hij werkt samen met anderen, maar hij heeft geen echte relatie met hen

46
Q

subjectieve vervreemding

A

de arbeider is vervreemd van zijn eigen arbeid. hij ervaart zijn arbeid niet als iets zinvols of bevredigends

47
Q

objectieve vervreemding:

A

de arbeider is vervreemd van het product van zijn arbeid. het product van zijn arbeid is niet zijn eigendom en het wordt gebruikt voor doeleinden die hij niet begrijpt of ondersteunt

48
Q

Karl Marx, vier statements:

A
  1. kapitalisme is inherent onstabiel: klassenstrijd
  2. kapitalisme stuwt ontwikkeling technologie: efficiënter produceren
  3. overgangsfase: dictatuur van het proletariaat, neemt bezit van productiemiddelen
  4. communisme: geen klassen en productie van goederen gemeenschappelijk bezit
49
Q

Wat is de universele verklaring van de rechten van de mens?

A

10/12/1948
Verenigde Naties
- Document dat de fundamentele rechten en vrijheden van alle mensen omschrijft. Internationaal verdrag, door de meeste landen ter wereld ondertekend.
- de rechten van de mens zijn een belangrijk onderdeel van het internationale recht.

50
Q

Waarom UVRM?

A
  • bedoeld om rechten en vrijheden van alle mensen te beschermen, ongeacht ras, geslacht, taal, religie, nationaliteit of andere status
51
Q

VN

A

verenigde naties
internationale organisatie - opgericht om de vrede en veiligheid te bewaren, economische ontwikkeling te bevorderen, sociale vooruitgang te bereiken en de internationale samenwerking te bevorderen

52
Q

NAVO

A

noord-atlantische verdragsorganisatie
- militair bondgenootschap tussen 30 landen in Europa en Noord-Amerika

53
Q

EGKS

A

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. doel: om de kolen en staalindustrie in zes europese landen te verenigen. dit zou leiden tot een grotere economische samenwerking en tot een vermindering van de kans op oorlog

54
Q

EEG en Euratom

A

europese economische gemeenschap & europese gemeenschap voor atoomenergie, opgericht om de economische en technologische samenwerking in europa te bevorderen. De EEG richtte zich op het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. De Euratom richtte zich op de ontwikkeling vaan de vreedzame toepassing van atoomenergie

55
Q

Liberalisme

A

kapitalistische democratie: democraten vs republikeinen
VS

55
Q

Wat is een welvaartstaat?

A

systeem van sociale zekerheid dat wordt gefinancierd door de overheid. het biedt een aantal voorzieningen aan burgers, zoals gezondheidszorg, onderwijs, pensioenen en sociale zekerheid (art 23)

55
Q

Belangrijkste kenmerken van een welvaartstaat:

A
  • een sterke rol voor de overheid
  • een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen
  • een solidariteitsprincipe (belastingen)
55
Q

marxisme

A

communistische dictatuur (van het proletariaat). communistische partij
unie van de socialistische sovjetrepublikeinen

56
Q

hoe kan de overheid de economie stabiliseren?

A

door sociale zekerheid te bieden

56
Q

hoe kan de overheid de economie stimuleren?

A

door te investeren in de welvaartstaat. bv: investeren in onderwijs, infrastructuur, of gezondheidszorg

56
Q

hoe kan de overheid de welvaarstaat gebruiken om ongelijkheden in de samenleving te verminderen?

A

inversteren in onderwijs en gezondheidszorg voor mensen uit kansarme milieus. belastingen dragen bij tot een solidariteitsprincipe

57
Q

Wat is neoliberalisme?

A

economisch en politiek systeem dat gebaseerd is op de ideeën van vrije marktkapitalisme en individualisme

58
Q

Val van sovjet unie -> opgang neoliberalisme, gevolgen:

A

privatisering, deregulering, globalisering, toename van ongelijkheid. -> hervorming van de socale zekerheid, de overheid moet de sociale zekerheid herzien om minder afhankelijk te zijn van overheidssubsidies

59
Q

privatisering:

A

de overheid moet staatsbedrijven privatiseren en de marktwerking toestaan

60
Q

deregulering

A

de overheid moet regels en voorschrijften voor bedrijven verminderen

61
Q

globalisering

A

de overheid moet de wereldhandel en de beweging van kapitaal en arbeid bevorderen

62
Q

kenmerken van neoliberalisme

A
  • de vrije markt is de beste manier om economische groei en welvaart te bevorderen
  • de overheid moet zich terughouden van de economie en de markten laten werken. neoliberalisme ijvert voor minder belastingen, dus ook minder sociale zekerheid
  • de rol van de overheid moet beperkt worden tot het handhaven van de openbare orde en het beschermen van de rechten van het individu
63
Q

neoliberale mensbeeld, kenmerken:

A

rationele actor, individualisme, marktwerking, eigenbelang

64
Q

rationele actor:

A

de mens is een rationele actor die in staat is om zijn eigen belangen te berekenen en de beste manier te vinden om deze te bereiken

65
Q

individualisme

A

de mens is een individueel wezen dat op zoek is naar vrijheid en welvaart

66
Q

marktwerking

A

de markt is de beste manier om de welvaart van de mens te bevorderen

67
Q

eigenbelang

A

de mens is gedreven door eigenbelang

68
Q

Leg uit: race to the bottom

A

neoliberale tendens om kanden/ regio’s met elkaar concurreren om zo laang als mogelijke kost te bieden aan bedrijven
- bedrijven vestigen zich waar de kosten het laagst zijn en ze hun winst kunnen maximaliseren

69
Q

Pro en con van bedrijven die zich vestigen waar de kosten het laagst zijn

A

pro: lagere prijzen voor consumenten, meer economische concurrentie, innovatie en economische groei
con: invloed op arbeidsomstandigheden, sociale zekerheid en milieubescherming

70
Q

kenmerken van race to the bottom

A
  • lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden voor werknemers
  • beperkte toegang tot sociale zekerheid voor werknemers
  • vervuiling en andere milieuproblemen