Lernliste D Flashcards
1
Q
De euro
A
der Euro
2
Q
De pinautomaat
A
der Geldautomat
3
Q
De spijkerbroek
A
die Jeans
4
Q
De broek
A
die Hose
5
Q
De maat
A
die Größe
6
Q
De mode
A
die Mode
7
Q
De pet
A
die Kappe
8
Q
De spullen
A
die Sachen
9
Q
Het geld
A
das Geld
10
Q
De kledingwinkel
A
das Kleidergeschäft/Modegeschäft
11
Q
Het T-shirt
A
Das T-Shirt
12
Q
Aantrekken +
A
Anziehen - angezogen
13
Q
Betalen
A
bezahlen
14
Q
Gaan +
A
gehen - gegangen
15
Q
Halen
A
holen
16
Q
Nodig hebben
A
brauchen
17
Q
Passen
A
anprobieren
18
Q
Vinden
A
finden - gefunden
19
Q
Winkelen
A
shoppen
20
Q
Zou graag willen
A
möchten
21
Q
Contant
A
bar
22
Q
In de aanbieding
A
im Angebot
23
Q
Mooi
A
hübsch/schön
24
Q
Op de eerste verdieping
A
im ertsen Stock
25
Blauw
blau
26
Bruin
braun
27
Geel
gelb
28
Grijs
grau
29
Groen
grün
30
Rood
rot
31
Wit
weiß
32
Zwart
schwarz
33
Licht
hell
34
Donker
dunkel
35
De kleren
die Kleidung
36
De rok
der Rock
37
De schoenen
die Schuhe
38
De trui
der Pullover
39
Het jack, het jasje
die Jacke
40
De jurk
das Kleid
41
De sokken
die Socken