Lernliste B ne-du Flashcards
1
Q
afspreken
A
sich verrabreden
2
Q
de bioscoop
A
das Kino
3
Q
het huiswerk
A
die Hausafgaben
4
Q
de zin
A
die Lust
5
Q
mogen
A
dürfen
6
Q
de kwelling
A
die Qual
7
Q
de keuze
A
die Wahl
8
Q
de soort
A
die Art,
die Gattung
9
Q
rangschikken
A
einordnen
10
Q
het criterium
A
das Kriterium
11
Q
een oplossing vinden
A
herausfinden
12
Q
de tekenfilm
A
der Zeichentrickfilm
13
Q
de komedie, het blijspel
A
die Komödie
14
Q
organiseren
A
austragen
15
Q
een keuze maken
A
sich entscheiden
16
Q
uitzoeken
A
auswählen
17
Q
concluderen, sluiten
A
schließen
18
Q
plaatsfinden
A
stattfinden
19
Q
de openbaarheid, publiciteit
A
die Öffentlichkeit
20
Q
vertonen
A
aufführen
21
Q
de wedstrijd
A
der Wettbewerb
22
Q
daarbij, extra
A
zusätzlich
23
Q
juist, net
A
gerade
24
Q
afspreken
A
vereinbaren
25
de betrekking, de relatie
die Beziehung
26
het dagelijks leven
der Alltag
27
de datsja, het tuinhuisje
die Datsche
28
onschuldig
harmlos
29
de schilder
der Maler
30
de plaats
der Ort
31
de reden
der Grund
32
het familielid
der/die Verwandte
33
de toestemming
die Erlaubnis
34
de tram
die Straßenbahn
35
het voorstel
der Vorschlag
36
absoluut, per se
unbedingt
