lernliste 5 Flashcards
DN
het bord(en)
der Teller (die Teller)
de koffie
der Kaffee
de lepel(s)
der Löffel (die Löffel)
de peper
der Pheffer
de rijst
der Reis
de sinaasappelsap
der Orangensaft
de suiker
der Zucker
de thee
der Tee
het toetje
der Nachtisch
de cola
die Cola
de fles(sen)
die Flasche (die Flaschen)
het kopje
die Tasse (die Tassen)
de menukaart
die Speisekarte
de rekening
die Rechnung
de saus, de jus
die Soße
de soep(en)
die Suppe (die Suppen)
de vork(en)
die Gabel (die Gabeln)
het brood(en)
das Brot (die Brote
het eten
das Essen
het glas(en)
das Glas (die Gläser)
het ijs
das Eis
het mes(sen)
das Mes (die Messer)
het restaurant(en)
das Restaurant (die Restaurants)
de schnitzel(els)
das Schnitzel (die Schnitzel)
het water
das Wasser
het zout
das Salz
de aardappelen
die Kartoffeln
de pasta
die Nudeln
de patat/friet
die Pommes
bestellen
bestellen
(ge)drinken
trinken (getrunken)
(ge)eten
essen (gegessen
(ge)nemen
nehmen (genommen)
smaken
schmecken
genoeg
genug
heet
heiß
koud
kalt
warm
warm
alstublieft
bitte
dank u wel
danke
Neemt u me niet kwalijk
Entschuldigung Sie bitte!
eet smakelijk
Guten Appetit!
Pardon!
Entschuldigung
de sla
der Salat
de vis
der Fisch
het fruit
das Obst
de groente
das Gemüse
het vlees
das Fleisch
