Lenzen Flashcards
1
Q
Waar staat F en F’ bij een positieve lens?
A
F staat voor de lens
F’ staat achter de lens
2
Q
Waar staat F en F’ bij een negatieve lens?
A
F staat achter de lens
F’ staat voor de lens
3
Q
Parallelstraal wordt …..
A
brandstraal
4
Q
Brandstraal wordt …..
A
parallelstraal
5
Q
Centrumstraal …..
A
gaat ongebroken door en door het optisch centrum
6
Q
Reeël beeld
A
achter de lens
7
Q
Reeël voorwerp
A
voor de lens
8
Q
Virtueel beeld
A
voor de lens
9
Q
Virtueel voorwerp
A
achter de lens