lektion 4 blz 56 du nl Flashcards
1
Q
da
A
omdat
2
Q
das Ereignis
A
de gebeurtenis
3
Q
heimlich
A
in het geheim, stiekem
4
Q
heiraten
A
trouwen
5
Q
die Hoffnung
A
de hoop
6
Q
jährlich
A
jaarlijks
7
Q
rasch
A
snel
8
Q
schauen
A
kijken
9
Q
verbringen
A
doorbrengen
10
Q
sich verstecken
A
zich verstoppen
11
Q
vor
A
geleden
12
Q
wachsen
A
groeien