Lektion 4 Flashcards
1
Q
allmählich
A
langzamerhand
2
Q
der Alltag
A
het dagelijks leven
3
Q
die Begeisterung
A
het enthousiastme
4
Q
die Beziehung
A
de relatie
5
Q
ersetzen
A
vervangen
6
Q
das Gehalt
A
het salaris
7
Q
die Leistung
A
de prestatie
8
Q
der Nachbar
A
de buurman
9
Q
nutzen
A
gebruiken
10
Q
der Schritt
A
de stap
11
Q
die Trennung
A
de scheiding
12
Q
unterschiedlich
A
verschillend
13
Q
verbringen
A
doorbrengen
14
Q
das Ziel
A
het doel
15
Q
das Alter
A
de leeftijd