Leerdoelen Flashcards

1
Q

Mensen in Nederland en Duitsland geloofden veel in Germaanse gorden welke goden?

A

Donar (de God van donder en weer)

Freya (de godin van de vruchtbaarheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie kenmerken van het leven in het klooster

A

Er zijn veel strenge regels
Mannen en vrouwen mogen niet trouwen
Ze leven gescheiden van de buiten wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de rol van de monniken bij het bekeren van heide en

A

Ze werden naar de Friezen gestuurd om hen te bekeren en ze gingen heilige bomen omhakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de taak van de Frankische koningen bij het bekeren van de heide en

A

Ze beschermden de monniken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 4 voorbeelden hoezo geloof een belangrijke rol speelde in het dagelijks leven

A

1 er werden meer mensen christen
2 de priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels
3 ze gingen elke zondag naar de kerk
4 ze geloofden dat je naar de hel ging als je slecht was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de drie standen

A

Geestelijke (bidden voor mensen
Adel (moesten de geestelijke en boeren beschermen
Boeren (bewerkte het land en zorgde voor voedesel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke maatregel was makkelijk voor de heidenen om zich te laten bekeren

A

Ze kregen hulp van de Frankische koningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Twee redenen waardoor de handel na de val van het west Romeinse rijk afnam

A

De wegen werden slechter na het vertrek van de Romeinen

Er werd bijna geen voedsel etc naar de stad gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom vroegen boeren bescherming bij een heer

A

Zodat ze veilig op het platteland kunnen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 2 voordelen van horige

A

De heren op het domein beschermde je

Ze hadden verschillende voorrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voordeel van een vrije boer

A

Ze hadden eigen grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een nadeel van een vrije boer

A

Je moest in oorlogstijd verplicht meevechten, en wapens moest je zelf betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn twee voorrechten van een landheer

A

Beschermen van de horigen

Het gebied in hun omgeving besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom verdwenen er veel steden aan het begin van de middeleeuwen

A

Omdat het leeg werd geplunderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

WAt zijn de plichten van horigen

A

Ze mochten het domein niet vertalen zonder toestemming van de heer
Ze moesten een deel van de opbrengst aan de heer afstaan
Ze moesten allerlei klussen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het hofstelsel in

A

Het hele stelsel van heren, boeren, en herendiensten (hof>hoeve>boerderij

17
Q

Welke koning kwam uit een machtige familie

A

Koning Pepijn

18
Q

Wie was de belangerijkste koning van de familie karolingers

A

Karel de grote

19
Q

In welk jaartal werd Karel de grote koning van het Frankische rijk

A

In 771

20
Q

Wat beschermde Karel de grote

A

De kerk en de geestelijke

21
Q

Wanneer viel het Frankische rijk

A

In 814