Begrippen Flashcards

1
Q

Domein

A

Gebied waar een heer de baas was.het bestond uit een hoeve van de heer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Horigen

A

Boer die geen eigen grond had, maar die moesten werken op het land van de heer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Herendiensten

A

Werkzaamheden die horigen voor de heer moesten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heidenen

A

Mensen die geloofden in natuur goden en krachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monniken

A

Geestelijke die in klooster leeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kloosters

A

Gebouw waar monniken of nonnen afgescheiden van de buitenwereld leven om zich helemaal aan de godsdienst te weiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Priester

A

Geestelijke die mensen helpt om de christelijke regels te volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leenmannen

A

Iemand die een koning of een leenheer hielp bij het bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leenheer

A

Iemand die stukken land uitleende aan leenmannen, in ruil voor trouw en geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leenstelsel

A

Een systeem waarbij een koning stukken land aan leenmannen uitleende, in ruil voor trouw en steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adel

A

Groep mensen met bepaalde voorrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ridders

A

Goed bewapende en beschermende ruiter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly