Le corps et les maladies Flashcards
het lichaam
le corps
het hoofd
la tête
een oog
un oeil
de ogen
les yeux
de mond
la bouche
een oor
une oreille
een tand
une dent
een neus
un nez
het haar
les cheveux
een arm
un bras
een hand
une main
een vinger
un doigt
een been
une jambe
een voet
un pied
het hart
le coeur
het bloed
le sang
de lengte (van een persoon)
la taille
het gewicht
le poids
dun, mager
maigre
dik, groot
gros
blond
blond
bruin
brun
ros
roux
meten
mesurer
wegen
peser
een geneesmiddel
un médicament
nemen
prendre
inslikken
avaler
een ziekte
une maladie
een ongeval
un accident
ziek
malade
dood
mort
sterven
mourir
koorts hebben
avoir de la fièvre
de griep
la grippe
hoesten
tousser
hoofdpijn hebben
avoir mal à la tête
buikpijn hebben
avoir mal au ventre
een ziekenhuis
un hôpital
een bed
un lit
de spoedgevallen
les urgences
een dokter
un médecin
een chirurg
un chirurgien
een tandarts
un dentiste
een operatie
une opération