Latijn grammatica zinnetjes deel 2 Flashcards

1
Q

promittit se hoc dicturum esse

A

hij belooft dat hij het zal zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nunc illi pugnaturi sunt

A

nu staan zij op het punt om te vechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

quem metui moritura?

A

wie had ik te vrezen, (ik) die op het punt stond te sterven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

p. servilius adest de te sententiam laturus

A

p. servilius is aanwezig om over jou een oordeel te vellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pater in horto ambulans servos vocat

A

vader roept de slaven, terwijl hij in de tuin wandelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

milites hostes captos interficiunt

A

de soldaten doden de vijanden, nadat zij gevangen genomen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

iuvenis dormiens

A

de slapende jongeman/de jongeman die slaapt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

servi vocati domum intrant

A

de geroepen slaven gaan het huis binnen/de slaven, die geroepen zijn, gaan het huis binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

post rem actam

A

na afhandeling van de zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ab urbe condita

A

vanaf de stichting van de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

volventibus annis

A

terwijl de jaren wentelen, na verloop van jaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

navibus amissis

A

nadat de schepen verloren waren, nadat ze de schepen verloren hadden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alio duce

A

wanneer een ander de leiding heeft/onder de leiding van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

me reste

A

terwijl ik ooggetuige ben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

video eam currentem

A

ik zie haar rennen/ ik zie dat zij rent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pater dicit matrem venire

A

vader zegt dat moeder komt

17
Q

pater dixit matrem venire

A

vader zei dat moeder kwam

18
Q

pater dicit matrem venisse

A

vader zegt dat moeder gekomen is

19
Q

pater dixit matrem venisse

A

vader zei dat moeder gekomen was

20
Q

ubi dictur altam/coctilibus muris cinxisse Semiramis urbem

A

waar men zegt dat Semiramis de hoge stad heeft omringd met bakstenen muren

21
Q

ipse videtabur regina vela dare

A

de koningin zelf werd gezien de zeilen te hijsen = men zag dat de koningin zelf de zeilen hees

22
Q

hamilcarem iuvenem redditum sibi veteres milites credere

A

de oude soldaten geloofden dat een jonge hamilcar aan hen was teruggegeven

23
Q

quam procul ad lunae radios Babylonia Thisbe/vidit

A

haar zag van verre bij stralen van de maan de Babylonische Thisbe

24
Q

qui tacet, fatetur

A

wie zwijgt, bekent

25
Q

qoud licet Iovi, non licet bovi

A

wat toegestaan is aan jupiter is (nog) niet toegestaan aan een rund

26
Q

putasne?

A

meen je (dat)?

27
Q

nonne putas?

A

je meent (dat) toch wel?

28
Q

num putas?

A

je meent (dat) toch niet?

29
Q

conquerar an sileam?

A

moet ik luid klagen of zwijgen?