Latijn 61-90 Flashcards
1
Q
nondum
A
bw nog niet
2
Q
non iam
A
bw niet meer
3
Q
nunc
A
bw nu
4
Q
theartrum
A
theatri o. het theater
5
Q
mulier
A
mulieris v. de vrouw
6
Q
uxor
A
uxoris v. de echtgenote
7
Q
cogitare
A
cogito (na)denken
8
Q
dare
A
do geven
9
Q
narrare
A
narro vertellen
10
Q
properare
A
propero zich haasten
11
Q
rogare
A
rogo vragen
12
Q
spectare
A
specto (be)kijken, op het oog hebben
13
Q
stare
A
sto staan, blijven staan
14
Q
gaudere
A
gaudeo blij zijn
15
Q
habere
A
habeo hebben, beschouwen als