Latijn 211-245 Flashcards
vos
(persoonlijk vnw.) jullie
ii, eae, ae
(persoonlijk vnw.) zij
magis
bw meer
tantum
bw zoveel, alleen maar
nonne?
(vraagpartikel) toch wel?
num?
(vraagpartikel) toch niet?
nuntius
nuntii m. de bode, het bericht
sapientia
sapientiae v. de wijsheid
unda
undea v. de golf
bellum
belli o. de oorlog
amor
amoris m. de liefde
auctor
auctoris m. de dader’
frater
fratris m; de broer
ignis
ignis m. de vuur
luppiter
lovis m. Jupiter
mons
montis m. de berg
lux
lucis v. de licht
soror
sororis v. de zus
Venus
Veneris v. Venus
nomen
nominis o. de naam
scelus
sceleris o. de misdaad
adiuvare
adiuvo helpen
curare
curo zorgen voor
monstrare
monstro wijzen
alius
alia, aliud (een) ander
ceteri
~ae, ~a de overige
sicut
vw zoals
umbra
umbrae v. de schaduw, de schim
clarus
~a, ~um helder, beroemd
aedificare
aedifico bouwen
eius
zijn, haar
eorum, earum
hun
meus
~a, ~um mijn
tuus
~a, ~um jouw
suus
~a, ~um zijn, haar, hun (eigen)