Landschapsecologie: formaties en kenmerken LS Flashcards

1
Q

Tot welke formatie (nieuw en oud) hoort holoceen Veen in NH? ( in bodemkaart V en w cursief)

A

Nieuwkoop - Hollandveenpakket (nieuw)
Westland - Hollandveen (oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tot welke formatie (nieuw en oud) hoort holoceen Veen op hogere gronden met slechte drainage? ( in bodemkaart V en w cursief)

A

Nieuwkoop - Hollandveenpakket (nieuw)
Griendsveen (oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tot welke formatie (nieuw en oud) hoort holoceen Veen nabij Rivier de Rijn? ( in bodemkaart V en w cursief)

A

Formatie van Echteld (nieuw)
Betuwe (oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot welke formatie behoort veen in Drenthe?

A

Heeft geen verbinding met veen in westen, behoort dus tot Boxtel/LP Singraven , Singraven (oud) (= lokale afzetting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot welke formatie behoren de afzettingen van de Rijn in Holoceen en Pleistoceen?

A

Holoceen: Echteld
Pleistoceen: Kreeftenheye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tot welke formatie behoren de mariene afzettingen?

A

Nieuw: Naaldwijk
Oud: Westland -> alle afzettingen van zee en kust (ook veen)
Wanneperveen hoort ook bij Westland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de formatie van Naaldwijk heb je LP Wormer en Walcheren, wat is het verschil?

A

Walcheren = bovenste laag
Wormer = onderste laag

Walcheren is klei van recente doorbraken (bij Waterland in de geulen), Wormer is oude klei onder het veen wat door vervening weer boven is komen te liggen, bijvoorbeeld bij Nieuwveen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot welke formatie behoren de afzettingen van de Maas?

A

Nieuw: Beegden
Oud?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer en een dunne bovengrond van z is op veen, wat is er dan aan de hand?

A

Antropogeen, door de mens aangebracht om land te bewerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tot welke formatie behoren de dekzanden in bijv. Hn21/23?

A

Zijn pleistocene zanden:
Nieuw: Boxtel, LP Wierden
Oud: Twente (alle pleistocene gronden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tot welke formatie behoren de keileem in Drenthe?

A

Nieuw: Drenthe, LP Gieten
Oud: Drente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tot welke formatie behoren de stuifzanden Zd21?

A

Boxtel LP Kootwijk / Kootwijk (oud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke formatie is langs de hele kust te vinden?

A

Nieuwkoop LP Hollandveen, Westlandformatie (oud)

Zit vaak in de ondergrond of is verveend, zijn vaak nog resten over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tot welke formatie en LP behoort het zand van de jonge duinen?

A

Formatie van Naaldwijk, LP van Schoorl (geen schelpen). Wanneer er wel schelpen in zitten is het LP van Zandvoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tot welke formatie behoort de rivierklei bij Diefdijk en Bemmel?

A

Echteld, Betuwe formatie (oud). Dus geen Naaldwijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken Waterland

A
  • veen en veen op klei
  • droogmakerijen
  • kreekafzettingen (Naaldwijk / Wal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waterland, hoe zie je op de bodemkaart waar de droogmakerijen liggen?

A

Bodemkaartcode Vd=detritus=verslagen veen
Wo= ongerijpte moerige grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waterland: Wat is eutroof en wat is oligotroof veen?

A

Vs= spagnum = oligotroof
Vr= riet = eutroof
Vb= bos = eutroof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waterland: er zijn hier ongerijpte gronden, waar komen die voor?

A

In droogmakerijen Wo en in restgeul Vo

20
Q

Wanneer treden gley-verschijnselen op?

A

Bij hoge/wisselende GWSafwisseling van oxidatie en reductie. In alle landschappen door Dan aangegeven.

21
Q

Diefdijk kenmerken?

A
  • Zuidhollands veengebied
  • Diefdijk=dwarsdijk ten zuiden van de lek
  • Dik pakket bosveen bedekt met rivierklei
  • Doorsneden door veenstroom, opgevuld met fluviatiel zand
  • Reliefinversie door klink
  • Stroomgordelafzettingen en komafzettingen
22
Q

Diefdijk: waar liggen de stroomruggen en waar de komafzettingen? Waar ligt de waterscheiding?

A

De waterscheiding ligt langs de dijk.

23
Q

Diefdijk: wat is het verschil tussen Rv en kV

A

Rv= klei > 40 cm drechtvaaggrond
kV= klei < 40 cm waardveengrond

24
Q

Diefdijk: Hoe is de voedsel, water en zuurtoestand?

A
  • voedsel + (door aangelegen landbouw)
  • water + (ligt laag)
  • zuur neutraal
25
Q

Kenmerken Wanneperveen:

A
  • overgang pleistoceen zand naar holoceen veen
  • verdronken humuspodzolen onder veen
  • overgang van natte podzol naar moerige podzol naar veen met petgaten.
26
Q

Wat is de kenmerkende vegetatie voor de legakkers en bovenakkers van het veenlandschap bij Wanneperveen?

A

Blauwgrasland (voedselarme omstandigheden)

27
Q

Kenmerken Nieuwveen

A
  • Voormalig veen- en zeekleilandschap
  • Dit landschap komt veel voor in NH, ZH, UT
  • Restant uitgestrekt veenlandschap met veenstromen
  • Onder veen zeeklei LP Wormer
  • Meeste veen is verveend
  • Restveen bij dorpen, zgn “Bovenland” is er nog
  • Droogmakerijen gevolg van winning van veen
  • Kanaal is restant veenstroom, watert af op Noordzeekanaal, is ook waterscheiding
  • Afgegraven delen zijn kalkrijk (Mn..A)
28
Q

Kenmerken Heinkenszand

A

Zeekleilandschap
- Jonge mariene afzettingen, Naaldwijk LP Walcheren
- Reliefinversie tpv oude kreken
- In ondergrond resten veen Nieuwkoop LP hollandveen
- Jongste mariene zeeklei= nieuwland
- Oudere klei = oudland, was veen met klei erop, is ingeklonken
- Zandgronden zijn oude wadplaten, hoe verder van wadplaat, hoe zwaarder de klei

29
Q

Kenmerken Ferwerd?

A

Zeekleilandschap
- Aanwaskust:
Van klei op veen in oosten naar knipklei (hoog lutumgehalte), oude kwelder, jonge kwelder, buitendijks gebied
- Jonge afzettingen, laat holoceen, LP Walcheren
- Terpen
- Actieve landaanwinning buitendijks

30
Q

Hoe heten jonge en oude zeeklei in de oude lithostratigrafie?

A

Jong; Duinkerken
Oud: Calais

31
Q

Kenmerken Noordwijk?

A

Duin, kustlandschap
- Jonge duinen met veel dynamiek, hoogte en actieve processen zoals verstuiving en aanwas
- Oude duinen (strandwallen) met minder relief, soms ook veen en klei aanwezig

32
Q

Kenmerken Bemmel?

A

Rivierengebied Rijn en Waal:
- Dik pakket riviersedimenten
- Afwisseling stroomruggen (kalkrijk) en komgronden (kalkloos)
- Stroomruggen zijn crevasseafzettingen, ontstaan door doorbraken van de rivier en opgehoogd door afzettingen van de overwal
- In de uiterwaarden nog sedimentatie

33
Q

Kenmerken Westerbork?

A

Drents Keileemplateau met dekzand:
- Hoge delen esdorpen
- Lage delen beekdalen en pingo-ruines opgevuld met veen
- Plaatselijk jonge stuifzanden en oude bouwlanden
- Op keileemplateau is dekzand dun en komt keileem (bijna) aan de oppervlakte = vochtig gebied want water kan niet weg

34
Q

Kenmerken Lierop?

A

Zandgebied met leemarm dekzand (Lp van Wierden), verspoelde eolische afzettingen (LP Lierop) en veen en beekafzettingen (Singraven):
- Akkercomplexen > 1 meter hoog op hoge dekzandgronden
- Plaggendek > 50 cm = enkeerdgrond zEZ
- Plaggendek < 50 cm = laarpodzol cHn

35
Q

Kenmerken Schinnen?

A

Drie kenmerkende landschapselementen:
- Het lossplateau met loss op kalksteen en Maasafzettingen
- De plateauranden met dalhellingen
- De dalbodems.

36
Q

Wat is een veldpodzol voor een grond?

A

Natte heidegrond, behouden door begrazing en plaggen

37
Q

Hoe ontstaat een podzol?

A

Door zure humus van heide of naaldbomen

38
Q

Welke formatie heeft hoogveen?

A

Nieuw: Nieuwkoop/Griendsveen
Oud: Griensveen

39
Q

Welk landgebruik bevindt zich in de beekdalen?

A

Hooilanden voor wintervoer

40
Q

Welke beek stroom door fragment Lierop?

A

De Aa

41
Q

Wat is het verschil tussen R1, R4 en R9 bij rivierafzettingen?

A

R1 dichtbij, oeverwal, lichte zavel
R4 stroomrug, zavel
R9 komgronden, zware klei
Hoe verder van rivier, hoe zwaarder de klei

42
Q

Diefdijk: gebied met vlechtende, meanderende anastomiserende rivier. Zo nat dat er veen in afgezet in de kommen, welke formatie?

A

Ook het veen valt onder formatie Echteld (Rijnafzettingen)

43
Q

Waar vallen beek/loss-afzettingen en andere lokale afzettingen onder?

A

Boxtel, Singraven

44
Q

Welke diensten leveren de duinen in Noordwijk?

A
  1. ondersteunend: habitat
  2. producerend: water
  3. regulerend: kustbescherming
45
Q

Bodemgeschiktheid: welke elementen moet je bekijken?

A
  1. Ontwateringstoestand,
  2. Vochtleverend vermogen,
  3. Aard van de bovengrond
  4. Stevigheid van de bovengrond
  5. Verkruimelbaarheid
  6. Slempgevoeligheid

Als vochtleverend vermogen gegeven wordt, kijk dan eerst naar de tabel op blz.11 (bij akkerbouw).

46
Q

Wat betekent bodemcode Y?

A

Moderpodzol, is bruine bosgrond = restant loofbos