Bosbeheer - Stamtalreductie Flashcards
In welke fase vindt stamtalreductie en zuiveren plaats?
Dichte fase of vroege stakenfase
Wat is het doel van stamtalreductie?
- betere toegankelijkheid, lagere beheerkosten
- menging tussen soorten kan behouden worden.
- meer overzicht en makkelijk toegankelijk, beheerkosten dalen
- stabiliteit, minder kans op waardevermindering door storm, sneeuw, ziekten
- houtkwaliteit wordt beter, prijs stijgt
Wanneer deed men in de afgelopen decennia aan stamtalreductie?
Pas als er verkoopbaar hout geoogst kon worden. Daarmee moest de kosten van de ingreep gedekt worden.
Nadeel stamtalreductie?
En wanneer uitvoeren?
- omringende bomen vormen grotere kroon, natuurlijke stamreiniging vermindert. Daarom liefst zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling uitvoeren.
- vroeg ingrijpen want kleine dunne bomen verwijderen is goedkoper.
- vaak komt er daarom dun hout vrij dat niet kostendekkend vermarkt kan worden (onrendabele dunning)
Wat zijn kijkstroken, verplegingsstroken en ruimingspistes?
En wat zijn de gemiddelde afstanden ertussen?
Kijkstroken: inspectie, 20 meter
Verplegingsstroken: verpleging, 20 meter
Ruimingspistes: dunningspaden, 20-40 meter
Wat is systematische stamtalreductie? En hoe wordt het gedaan? welke werkzaamheden volgen er voor de eerste dunning?
Verbetering toegankelijkheid voor inspectie en verpleging, wordt gedaan voor de eerste dunning. Goedkoopst uit te voeren met bosfrees.
Werkzaamheden: belegeidingssnoei, opsnoei en zuiveren.
Wat zijn verschillende vormen van stamtalreductie?
- Systematische stamtalreductie: verbeteren toegankelijkheid
- Uitdunning=selectieve stamtalreductie: verbeteren stabiliteit
- Zuiveren (negatieve of positieve selectie): verbeteren houtkwaliteit
Wat is het verschil tussen boomstabiliteit en opstandstabiliteit?
Afzonderlijk kunnen bomen de wind niet weerstaan (lage h/d verhouding, lage individuele stabiliteit), maar gezamenlijk wel (hoge opstand stabiliteit).
Hoe verloopt de stabiliteit in een natuurlijk bos?
Stamtal neemt heel langzaam af door zelfdunning, waardoor opstandstabiliteit in stand blijft en boomstabiliteit langzaam groeit.
Wat gebeurt er met opstandstabiliteit na eerste dunning?
Opstandstabiliteit wordt sterk gereduceerd, terwijl de bomen individueel nog niet voldoende stabiel zijn. Daarom selectieve stamtalreductie in vroege fase: bomen krijgen de tijd om hun diameter en daarmee de stabiliteit te vergroten.
Waar is selectieve stamtalreductie vooral relevant
Bij grootschalige natuurlijke verjongingen bij een zeer hoog stamtal zoals bij berk en grove den (tot wel 100.000 per ha!)
Wat is de H/D verhouding?
= slankheidsgraad
= boomhoogte / dbh (diameter borsthoogte)
Maat voor boomstabiliteit: is de verhouding tussen de hoogte en en diameter (op borsthoogte) van de boom
> 80, dan instabiel voor naaldbomen
< 60 dan stabiel
> 120 instabiel jonge loofbomen (jonger dan 20)
>85 instabiel oudere loofbomen (ouder dan 30 jaar)
Boom hoogte 40, diameter 25
H/D = 40/0,4= 100 is dus instabiel!
In welke fase van een bos is het bos vaak instabiel?
Wanneer een bos in de jonge fase in sluiting komt neemt door concurrente die diametergroei af, maar groeien de bomen wel hard in de hoogte. Zo kunnen bomen snel slank worden en gevoelig voor stormschade, ombuigen of afknappen na sneeuwval.
Negatieve zuivering gebeurt vooral om bomen met gebreken te verwijderen. Hoe ontstaan de gebreken?
- genetische herkomst
- groeiplaatsomstandigheden
Kopergebrek -> slingergroei
Zware betakking / tapse stam -> te veel groeiruimte
Wat zijn naast gebrekkige groei andere redenen voor negatieve selectie?
- exoten verwijderen
- menging beinvloeden