Landschapsecologie: Bodem Flashcards

1
Q

Welke lagen heeft het rangordemodel van grof naar fijn?

A

Klimaat
Topografie
Hydrologie
Moedermateriaal
Wortelzone
Bodemleven
Vegetatie
Herbivoren
Predatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nut van bodem

A

Nutriënten,
Habitat
Spons
Opslag koolstof
Landschapsvorming door verwering en gesteente vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bodem bestaat uit 3 onderdelen

A

Vast, vloeibaar en gas
Gesteente, water en lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Poriën ruimte is van belang voor:

A

-drainage water naar diepere lagen
- Capillaire opstijging
- aanvoer zuurstof en afvoer co2 door diffusie
Belangrijke criteria in bodems:
Waterdoorlatendheid
Luchtdoorlatendheid
Capillaire opstijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke bestandsdelen bestaan bodems?

En welke onderdelen horen bij stofdroge grond?

A
  • kalk (carbonaten)
  • grind (>2 cm)
  • Corg
  • minerale delen (0-2000 microm, sesquioxides, verweerbare mineralen)

Stofdroge grond is zonder grind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de afslibbare grond en de sloef?

A

afslibbaar: van 0-16 micrometer

sloef: 2-16 micrometer (dus zonder lutum)

loss: siltgedeelte groter dan 16 micrometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke minerale fracties komen voor in bodems en waar bestaan ze voornamelijk uit?

A

Zand (63-2000 microm, vooral kwarts SiO2)
Silt (2-63 microm, kleiner kwarts en verweerbare mineralen)
Lutum (< 2microm, aluminiumsilicaten )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten humus zijn er?

A

Mor
Moder
Mull

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Mor Humus?

A

Humus in arme zure gronden als gevolg van omzetting door schimmels en bacterien:
- weinig menging
- organisch materiaal in disperse vorm, klit aan zand of ruw strooisel
- verplaatst zich passief door water
- goed zichtbaar in de verkitte B-horizont van podzols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is moder-humus?

A

Ontstaat als gevolg van activiteit van insecten (mijten)in rijkere leemhoudende bodems.
-meer menging
- kleine relatief stabiele samenhangende bolletjes organische stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mull Humus?

A

Ontstaat in klei en kalkhoudende bodems door activiteit van wormen.
- volledige vermenging
- geen strooisellaag aanwezig
- duidt op snelle omzetting
- optimaal functionerende ecosystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Belangrijke factoren bij bodemvorming?

A

Klimaat, moedermateriaal, hydrologie, landschap, vegetatie, fauna.

  • Klimaat: temperatuur en verhouding neerslag/verdamping bepalend voor mate van uitspoeling
  • samenstelling moedermateriaal
  • tijd
  • relief/drainage:infiltratie, hoge grondwater, oppervlakkige afstroming leiden tot verschillen
  • vegetatie: organische stof en strooisellaag
  • biologische activiteit van wormen, muizen, mollen: meer porositeit
  • antropogene invloed: jarenlange bemesting of grondbewerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is verwering?

A

instabiele mineralen vallen uiteen en vormen nieuwe mineralen (bv kleivorming uit veldspaten) of lossen op in bodemvocht (bv kalium en fosfaat). Mineralen lossen beter op door verzuring als gevolg van ademhaling planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is op wereldschaal het belangrijkste bodemvormende proces?

A

Klei-inspoeling en brikvorming.
In NL niet door jonge kleibodems. Oude bodems zijn vaak zand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van een goed functionerend ecosysteem?

A

Snelle kringloop, dynamisch evenwicht tussen opbouw (vegetatie) en afbraak (door (bodem)fauna), hoge biodiversiteit, maximale hoeveelheid bezette niches.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt strooiselkwaliteit uitgedrukt?

A

In C-N quotient, koolstof tov stikstof. Is deze hoog (ratio>30), veel koolstof, slechte afbraak. Laag C-N quocient kan koolstof worden omgezet omdat populatie micro-organismen kunnen groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gaat microbiologische omzetting?

A

Stikstof uit de bodem en C en N uit de strooisellaag worden omgezet naar microorganismen (NC), Mineraal N en verbranding (CO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar komen de voedingsstoffen voor planten vandaan?

A

Organisch materiaal in de bodem levert stikstof, de overige voedingsstoffen komen voort uit verweringsprocessen zoals oplossen van kalk en apatiet zodat er calcium en fosfaat in het water beschikbaar komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt de koolstofkringloop?

A

Vastlegging van koolstof door vegetatie

6 CO2 + 6 H2O + energie –> C6H12O6 + 6 O2.
CO2 +H2O+fotosynthese = vegetatie + O2

Koolstof, stikstof en andere voedingstoffen vormen de cellen en weefsels. Wanneer de vegetatie afsterft of gegeten wordt, koolstof keert terug in atmosfeer of wordt in de bodem opgeslagen (veen).
In het bovengrondse deel is het grootste deel van de opbouw, de afbraak vindt het meeste plaats in de ondergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat humus?

A

Complexe koolstofverbindingen met daaraan verbonden hydroxyl, fenol, zuur en aminogroepen. deze zijn resistent voor afbraak. Wanneer alle makkelijk afbreekbare delen zijn omgezet blijft er resistente structuur over: humus.

Uiteindelijk verteert ook humus (onder aerobe en gematigde klimaatomstandigheden na 1000 jaar alle humus weg, in koud klimaat duurt het veel langer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is stikstof kwantitatief de belangrijkste voedingsstof voor planten?

A

Het is essentieel voor fotosynthese en een belangrijke bouwstof voor aminozuren en eiwitten en daarmee de aanmaak van nieuwe cellen.

22
Q

Hoe wordt stikstof uit de lucht opgenomen?

A

Door bepaalde micro-organismen die vaak in symbiose met planten leven (rode klaver, robinia, els). Die zetten N2 uit de lucht om in NH4+ (ammonium). Onder earobe omstandigheden nitrificeert het naar NH3 (ammoniak) en kan opgenomen worden planten. Nitraat spoelt snel uit, ammonium NH4+ kleeft aan kleideeltjes door positief geladen ion.

23
Q

Wat zijn de 4 trofische niveaus van fauna in de bodem?

A

1: Micro-flora en fauna: bacterien, schimmels en nematoden (rondwormen, aaltjes)_decompositie
2: Protozoa, nematoden(aaltjes) en kleine geleedpotigen (mijten en springstaarten)afbraak org materiaal en predatie
3:nematoden, grote geleedpotigen (kevers): predatie
4. Meso- en megafauna:(zoogdieren en vogels): vooral predatie

24
Q

Wat is het verschil tussen dissimilatie en assimilatie?

A

organische stof wordt dissimilair gebruikt als energiebron (afbraak) en assimilair als bouwstof(opbouw)

25
Q

Waar is afbraak van organische stof en daarmee het functioneren van bodemleven van afhankelijk?

A

licht, temperatuur, vochtigheid en zuurgraad

26
Q

Hoe werkt opname voedingstoffen in boreale gebieden?

A

schimmels domineren in de overwegend met naaldbomen bezaaide bossen. Bomen zijn daar afhankijlijk van de symbiose met mycorrhiza. 10-50% van de fotosynthese energie vloeit naar de symbiose partner.

27
Q

Hoe werkt opname voedingstoffen in gematigde gebieden?

A

In loofbomenbossen veel dood hout, (rond 20%). Insecten als kevers, pissebedden en duizendpoten zijn zeer actief en spelen grote rol in beschikbaar maken voedingstoffen.

28
Q

Wat zijn polysachariden?

A

Uitscheiding van wormen, die bodemdeeltjes aan elkaar kitten en daarmee de structuur van de bodem verbeteren.

29
Q

Hoe beïnvloeden dierlijke organismen de bodem?

A

Chemisch:
- mineralisatie
- humusvorming
-verzuring

Fysisch:
-structuurvorming
- verkitting
-porositeit

30
Q

Wat is het verschil tussen de omzetting van schimmels en bacteriën?

A

Schimmels zijn met name belangrijk voor de start van de omzetting van organisch materiaal, de makkelijk afbreekbare stoffen.

Bacterien zetten ook complexere stoffen om, ze volgen de schimmels op en eten ook schimmels.

31
Q

Door welk organisme worden bacteriën gepredeerd?

A

Door Protozoa en nematoden, die leven in de waterdeeltjes rondom de bodemdeeltjes en organisch materiaal. Ze worden zelf weer gegeten door mijten. Door deze omzetting wordt een strooisellaag snel omgezet naar een stabiele humus.

32
Q

Vanaf hier vragen over de belangrijkste bodemorganismen van groot (mega)naar klein (meso):
Welke soorten vallen onder megafauna?

A

Van 1 tot ca 10 cm en 1 kg: zoogdieren, reptielen en amfibien. Zijn vaak extreme gravers en voeden zich met slakken, rupsen, wormen, pissebedden.

33
Q

Welke soorten vallen onder macrofauna?

A

Soorten tot 1 cm: spinnen, slakken, kevers, bijen, duizend-miljoenpoten, schorpioenen. Grootste groepen:
Spinnen > 40.000 soorten
Slakken > 30.000 soorten

van belang voor fragmentatie en menging

34
Q

Welke groepen insecten zijn belangrijk voor de bodem?

A

schimmels, protozoa, algen, bacteriën, aaltjes, springsaarten, mijten

35
Q

In welke gedeelte van de bodem zijn wormen actief?

A

Strooisellaag (wormen hebben pigment), kunnen tegen licht, bovengrond (grijs) en ondergrond tot 60 cm diep.

36
Q

Wat doen regenwormen voor de bodem?

A

Menging org materiaal (tot 30 keer hun eigen gewicht per dag!), verbeteren structuur en doorlaatbaarheid bodem. Zeer belangrijke bodemverbeteraar! Tot 100 individuen op 1 m2.

37
Q

Wat maakt Pissebedden bijzonder?

A

Leven in symbiose met bacterien en kunnen daardoor moeilijk verteerbare materiaal omzetten. Zeer wijd verspreid, hebben kalk nodig voor skelet, grote aantallen per m2.

38
Q

Welke soorten vallen onder de mesofauna?

A
  • Bastaardschorpioenen 5 mm spinachtige, leeft in strooisel en bodem)
  • Dipluren ( tot 1 cm soort oorwormen, in strooisel en bodem, erg belangrijk voor omzetting)
  • Proturen (2,5 mm primitieve geleedpotigen, belangrijk voor omzetting, niet in zure bodems)
  • Springstaarten (erg belangrijk voor omzetting bodem, per m2 tot 40.000)
  • Mijten (produceren droppings/moderhumus)
  • Potwormen tot 5 cm
39
Q

Welke soorten organismen zijn indicator voor biologisch functioneren bodem?

A

Aantal wormen en springstaarten

40
Q

Welke soorten bevatten de microfauna?

A
  • Nematoden (eet schimmels en bacterien, versnellen afbraakproces)
  • Raderdieren (leven in vochtige capilaiure ruimte in bodem
  • Beerdiertjes ( kunnen tegen extreme omstandigheden)
  • Schimmels
  • Bacterien ( geen celkern, wel membraan en wand, kunnen complexe org stof omzetten, essentiële rol in koolstof, zwavel en stikstofkringloop)
  • Protisten
  • Oerbacterien (verantwoordelijk voor nitrificatie)
  • Groen en blauwieren
  • Paddestoelen (mycelium en vruchtlichamen)
  • Myccorrhiza (ook wel hyfen, symbiotische relaties bomen en struiken)

Van belang voor de omzetting

41
Q

Waarom hebben bruine bosgronden geen podzolbodem?

A

Biologische activiteit van vooral mijten brengt meer nutriënten, organische stof in van goede kwaliteit, daardoor meer biologische activiteit en homogenisatie. Vegetatie kan diep wortelen, nutriënten in diepere lagen kunnen opgenomen worden.

42
Q

Welke boomsoorten zijn gunstig en ongunstig voor goed gehomogeniseerde bodems?

A

Goed: Linde, vogelkers
Slecht: naaldbomen -> lariks, fijnspar.
Er is snel een podzol (grijsgebleekte uitspoelingslaag).

43
Q

Hoe zijn schrale kalkgraslanden ontsaan?

A

In rom tijd bomen gekapt. Daarna akkerbouw, maar niet voldoende opbrengst. Toen schapen begrazing met mestopvang in potstallen voor betere akkers. Steeds opener landschap: makkelijke kieming voor soorten die een lage voedingstoestand zijn aangepast. Schaapbegrazing beste beheerinstrument.

44
Q

Hoe kan het dat de de kalk-kleibodems van zuid-limburg toch schaal zijn? kalk en klei zijn immers een combi van natuurlijke vruchtbaarheid en snelle mineralisatie (mullhumus)?

A

Door aanw van veel klei lijdt tot lage beschikbaarheid fosfaat, kalk legt fosfaat vast.

45
Q

Wat is de invloed van de bodemflora en fauna op de bodem (fysisch en chemisch)?

A

Macrofauna: fragmentatie en menging

Microfauna: omzetting

Alle soortengroepen mineraliseren-> Corg gaat omlaag, voedinsstoffen komen vrij, pH daalt (boden wordt zuurder)

46
Q

Welke rol hebben bodemfauna in de C-kringloop

A

Afbraak Corg (CO2 komt vrij), vastlegging C in eigen celmateiraal

47
Q

Welke factoren zijn van belang voor fragmentatie in bodem?

A

Bodemleven, grondbewerking, vorst

48
Q

Welke factoren zijn van belang voor voor verkitting in de bodem?

A

Lutum aandeel, Corg soort (mor humus=kit), compactie?

49
Q

Wat is een structuurelement is de bodem?

A

Bestanddeel dat een vorm heeft dat door natuurlijke breukvlakken bepaald wordt.
Ronde structuurelementen worden gevormd door graven en knagen en wijzen op biologische activiteit.

50
Q

Welke eigenschappen van bodem zijn bepalend voor landgebruik?

A
  • voeding ( nutriënten, pH, verwering, kalk, binding voedingstoffen)
  • vochtvoorziening (cap nalevering, vochtvasthoudend vermogen, doorlatendheid)