La cause Flashcards
1
Q
par
A
door
2
Q
grâce à
A
dank aan, dankzij
3
Q
à cause de
A
vanwege, omwille van, wegens
4
Q
parce que
A
doordat, omdat, want
5
Q
vu que
A
zoals, als
6
Q
puisque
A
sinds
7
Q
car
A
omdat
8
Q
comme
A
zoals, als