L'heure et le chemin Flashcards
rechtdoor gaan/ de weg volgen (2x)
continuer
aller tout droit
links of rechts afslaan / naar links of rechts gaan (2x)
tourner à gauche / à droite
prendre à gauche / à droite
de bocht volgen (voor een voetganger)
suivre le tournant
richting het centrum vd stad gaan
monter la rue
richting de buitenkant vd stad gaan
descendre la rue
de bocht volgen (voor een automobilist)
suivre le virage
de brug oversteken
traverser le pont
het kruispunt oversteken
traverser le carrefour
langs de rivier of een kanaal wandelen (langs iets lang en smal wandelen)
longer la rivière / le canal /…
voorbij een gebouw gaan
passer devant un bâtiment
bekend zijn ergens / de weg ergens kennen
(vraag voor je de weg vraagt aan iemand of ze er bekend zijn)
connaître l’endroit
(Excusez-moi monsieur, connaissez-vous l’endroit ici?)
een verkeerslicht (3x)
un feu rouge
un feu de circulation
un feu de signalisation
een splitsing / een vertakking / een afslag
une bifurcation
een rondpunt
le rond-point
de bushalte
l’arrêt de bus
een pijl / een wegwijzer
une flèche
tot het einde vd straat
jusqu’au bout de la rue
de winkelstraat
la rue commerçante
le quartier commerçant
midden in het centrum
en plein centre ville
aan de andere kant vd Maas
de l’autre côté de la Meuse
dichtbij (3x)
près (de)
proche (de)
à proximité (de)
tegenover (3x)
en face de
envers
contre
naast
à côté de
een werf
un chantier
een bankautomaat
un guichet automatique bancaire
een afrit / een afslag
une sortie
een kruispunt (3x)
un carrefour
une intersection
un croisement
in de richting van (3x)
en direction de
vers
dans la direction de
vlakbij
tout près (de)
Toevallig! / Wat een toeval!
Quelle coïncidence !
de toeristische dienst
l’Office de tourisme
Best… / Het is best…
Il vaux mieux + infinitif
Il vaut mieux que + subjonctif
Even nadenken…
Laissez-moi réfléchir…
de winkel is in winkelstraat
le magasin se trouve dans la rue commerçante
een stadsplan
un plan de la ville
een stadhuis (2x)
une mairie
un hotel de ville
Hoe laat is het?
Quelle heure est-il svp ?
een uurwerk
une montre
het is middernacht
il est minuit
het is middag
il est midi
de namiddag
l’après-midi
de ochtend
le matin
de voormiddag
le matin
het is stipt 2 uur
il est 2 heures pile
het is half drie
il est 2 heures et demie
het is kwart voor vier
il est 4 heures moins le quart
het is tien voor vijf
il est 5 heures moins dix
het is kwart na zes
il est 6 heures et quart
het is 20 na zes
il est 6 heures vingt
op het gemak / rustig aan
à l’aise
graag gedaan / reactie als andere je bedankt (3x)
je vous en prie
de rien
il n’y a pas de mal