L'habitation Flashcards
Une ville
de stad
Un village
een dorp
Un jardin public
een (wandel)park
Une maison
een huis
Une ferme
een boerderij
Un château
een kasteel
Un toit
een dak
Une tuile
een dakpan
Une fênetre
een raam
Un volet
een luik
Un balcon
een balkon
Une porte
een deur
Une clé
een sleutel
Ouvrir
openen
Fermer
sluiten
Sonner
(aan)bellen
Chacun chez soi
Ieder op zichzelf
Volets
luiken
Sure la rive droite
op de rechteroever
a démoli
heeft afgebroken
Bâtiments
gebouwen
Un immeuble des appartements
Een flatgebouw
Un logement
een woning
Transformé en
verbouwd tot
Les materiaux
de bouwmaterialen
solides
degelijk
Sont mal logés
zijn slecht gehuisvest
Un terrain vague
een braakliggend terrein
H.L.M
Goedkope huurflats
fumée
rook
cheminées
schoorstenen
répand
verspreidt
Villes nouvelles
nieuwe woonsteden
Grands ensembles
woonblokken
Vivre à la campagne
op het platteland wonen
Isolée
afgelegen
En (bois de) chêne
Eikenhouten
Le sol
de vloer
Ont fait percer
hebben een opening laten aanbrengen
Porte en verre
glazen deur
L’aspect extérieur
het buitenaanzicht
La porte de derrière
De achterdeur
Entourée de
omringd door
Donne sur
komt uit op
Ombre
schaduw
Au fond du jardin
Achter in de tuin
Un puits
een put
Une barre
een stang
La serrure
het slot
Le carreau
het ruitje
La porte d’entrée
de voordeur
Le vitre
de ruit
Une brique
een baksteen
Habite un studio
woont in een studio
L’ascenseur
de lift
Sont logés très à l’étroit
wonen erg klein
Un terrain
een stuk grond
Faire construire une villa
Een villa laten bouwen
Résidence secondaire
Tweede huis
Une pièce
een kamer
Une chambre
een slaapkamer
Un séjour/Un living/Une salle de sejour
Een woonkamer
Une cuisine
een keuken
Un évier
een gootsteen
Une cave
een kelder
Un grenier
een zolder
Un couloir
een gang
Un étage
een verdieping
Un escalier
een trap
Un mur
een muur
Un plafond
een plafond
Un meuble
een meubel
Une table
een tafel
Une chaise
een stoel
Un fauteil
een leunstoel
Une lampe
een lamp
Un tapis
een vloerkleed
Un rideau
een gordijn
La lumière
het licht
Un lit
een bed
Une couverture
een deken
Un drap
een laken
Un oreiller
een kussen
Une couette
een dekbed
Déménager
verhuizen
Une salle à manger
een eetkamer
chambres d’enfants
kinderkamers
est au nord
ligt op het noorden
est sur le côté
aan de zijkant ligt
claire
licht
Une chambre d’amis
logeerkamer
Un lavabo
een wastafel
Bouché
verstopt
Le plombier
de loodgieter
tuyau
buis
Mon bureau
mijn werkkamer
Une salle de bains
een badkamer
Une salle d’eau
een badkamer
Les toilettes
het toilet
Avons le chauffage central
hebben centrale verwarming
Des radiateurs
radiatoren
CHauffer
verwarmen
Cheminée
open haard
L’achat
de koop
En très mauvais état
in heel slechte staat
L’adresse
het adres
A posé l’électricité
heeft elektriciteit aangelegd
Prises de courant
Stopcontacten
Interrupteurs
Lichtschakelaars
Dans le noir
In het donker
Allumer la lumière
Het licht aandoen
Avons suspendu
hebben opgehangen
Mal éclairé
slecht verlicht
En descendant
naar beneden gaand
En montant
De trap oplopend
Une marche
Een tree
Le couloir
de gang
L’éclairage
Verlichting
Vive
fel
Éteindre
uitdoen
Les installations sanitaires
Het sanitair
La conduite d’eau
De waterleiding
Déplacer
Verplaatsen
La cuisinière à gaz
Het gasfornuis
Boucher
dichtmaken
Trous
gaten
Peindre
verven
Mètres carrés
Vierkante meter
Le plancher
De houten vloer
Le parquet
De parketvloer
Le portemanteau
De kapstok
L’aménagement
De inrichting
Un intérieur agréable
Een gezellig interieur
Aménagé
Ingericht
Doubles rideaux
Overgordijnen
Ce tissu
Deze stof
Avons accroché
Hebben opgehangen
Le papier peunt
Het behang
Avons le téléphone
Hebben telefoon
Un coin
De hoek
Un déménagement
Een verhuizing
Le canapé
De bank
Les sièges
De zittingen
Les bras
De armleuningen
Le déplacement
Het verplaatsen
Une armoire
Een kast
Ranger le linge
Het linnengoed opbergen
Des placards
Muurkasten
S’installer
Zich vestigen
a logé chez
heeft ingewoond bij
tout près de
Vlakbij
Le crise du logement
De woningnood
Louer
huren
Une mansarde
Een zolderkamertje
Une chambre de bonne
Een dienstbodenkamer
Une maison individuelle
Een vrijstaand huis
Au bout d’une avenue
Aan het einde van een laan
Le propriétaire
De huisbaas
Un loyer
Een huur
Les charges
De bijkomende kosten
La poignée
De kruk
Était cassé
Was stuk
Un poêle à mazout
Een oliekachel
La fênetre ouverte
Het open raam
Il fait .. degrés
Het is .. graden
Un coin-salon
Een zithoek
Un coin-repas
Een eethoek
Légers
Licht
Rayons
Planken
La décoration
De inrichting
Reculer
Achteruitschuiven
Rapprocher de
Dichterbij zetten
Il y avait une panne d’électricité
De stroom was uitgevallen
Dans le quartier
In de buurt
Au rez-de-chaussée
Op de begane grond
L’étage supérieur
De bovenverdieping
Les anciens habitants
De vorige bewoners
En province
buiten Parijs
Locataires
Huurders
Cambrioleurs
Inbrekers
S’introduire
Binnendringen