kwalititatief onderzoek Flashcards

1
Q

doel kwalititatief oz

A

inzicht in de leefwereld en zorg vd patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitgangspunten kwalititatief oz

A

1 .onderzoeksveld is de menselijke leefwereld

  1. richt zich op aard/eigenschap ve probleem (niet mate)
  2. kwalititatief oz = inductief (vooraf geen hypothese)
  3. dezelfde stappen vh onderzoeksproces + accenten
  4. exploreren en duiden v begrippen die met fenomeen samenhangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten stromingen in wetenschapsfilosofie

A
  1. natuurwetenschappelijke stroming
  2. interpretatieve stroming
  3. kritisch-emancipatorische stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

natuurwetenschappelijke stroming (4)

A
  1. kwantitatief
  2. positivisme
  3. zo objectief mogelijk; feiten, waarnemingen
  4. onderzoeker staat buiten oz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interpretatieve stroming (4)

A
  1. interpretivisme
  2. kwalititatief
  3. interesse in ervaringen/belevingen/achterliggende idee
  4. onderzoeker maakt deel uit vh oz
    - >proberen patronen te vinden in handelingen/gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kritisch-emancipatorische stroming (3)

A
  1. actie-/handelingsonderzoek
  2. combinatie v kwalitatief-kwantitatief
  3. samenleving en onderzoeksresultaten kritisch bekijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

5 soorten kwalititatief oz

A
  1. fenomenologisch oz
  2. hermeneutisch oz
  3. etnografisch oz
  4. grounded theory
  5. actie- of handelings oz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fenomenologisch oz

A

= beschrijven vd ervaring v mensen ten aanzien v/e fenomeen
- onderzoeker leeft zich zoveel mogelijk in in situatie/ervaring vd persoon
(geen interpretatie vanuit theorieën/perspectieven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hermeneutisch oz

A

= verklarend, uitleggend oz
- interpretatie in sociaalculture context
(narratief oz; levensverhaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

etnografisch oz

A

= beschrijving v/e culturele groep
- emic view centraal (hoe insiders werkelijkheid zien)
(etic view= hoe outsiders werkelijkheid bekijken)
- ook beroepsgroepen, organisaties=culturele groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

grounded theory (gefundeerde theorie)

A

= ontwikkelen, testen en schrijven v/e theorie op basis v/e inductief denkproces

  • wil gedrag v/e persoon begrijpen
  • ontwikkelde theorie baseren op verschijnselen zoals die zich hebben voorgedaan in werkelijkheid
  • resultaten v kwalitatieve oz met elkaar vergelijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

actie- of handelingsonderzoek

A

= oz bevordert emanicipatie v betrokken personen doordat deze personen zelf een veranderingsproces in gang zetten

  • deelnemers zijn betrokken bij ontwerp, utivoeren en weergeven vh oz
  • samen met anderen oplossen v probleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

regels interview (6)

A
  1. goede afspraken maken
  2. duidelijk doel
  3. niet oordelen
  4. informant laten uitpraten
  5. geen suggestieve vragen
  6. parafraseren/vragen om verduidelijking bij onduidelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

demand characteristics=

A

= de proefpersoon handelt naar de verwachte resultaten vd onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aandachtspunten vraagstelling kwalititatief oz (2)

A
  1. beleving vd informant staat centraal
  2. geen hypothese geformuleerd
  3. begint met globale probleemstelling (wordt soms aangescherpt naar mate het oz vordert)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken kwalititatief onderzoeksproces

A
  • kwalititatief oz = inductief (kwantitatief=deductief)
  • kwalititatief oz kan soms zonder literatuurstudie beginnen
  • alle uitingen v taal = zinvolle data
17
Q

het kwalititatief onderzoeksproces

A
  1. onderwerp kiezen
  2. globale onderzoeksvraag opstellen
  3. doel vh oz formuleren
  4. dataverzamelingsmethode kiezen
  5. gegevens verzamelen, literatuur lezen
  6. gegevens vastleggen
  7. analyseren en literatuur vergelijken
  8. uitkomsten formuleren
  9. onderzoeksrapport schrijven/ presenteren
18
Q

dataverzamelingstechnieken

A
  1. interviews
  2. (participerende) observatie
  3. documenten
19
Q

kenmerken interviews

A
  • meestal retrospectief (prospectief:dromen, verwachting)
  • interviewer stelt vragen aan 1 of meerdere informanten
  • vragen over gedrag, opvattingen, houdingen en ervaringen
20
Q

soorten interviews

A
  1. gestandaardiseerd interview
  2. vrije attitude interview
  3. semigestructureerd interview
21
Q

gestandaardiseerd interview

A

= gesloten interview

  • lijst met vragen, wordt in volgorde afgewerkt
  • open antwoorden of antwoordmogelijkheden
22
Q

vrije attitude interview

A

= open interview

  • structuur ligt niet vast
  • 1 beginvraag om onderwerp te bepalen/afbakenen
  • onderzoeker vraagt door op thema’s die informant noemt
23
Q

semigestructureerd interview

A

= geen vaste structuur

  • topiclijst (meer dan 1 beginvraag)
  • ruimte voor eigen thema;s van informant
24
Q

hoe diep ingaan op informatie tijdens interview?

A
  • afhankelijk v onderzoeksvraag

- onderzoeker moet zich kunnen verplaatsen in situatie vd informant

25
Q

wat is het voordeel van een focusgroepinterview?

A

de interactie tussen de participanten

26
Q

benodigdheden interview

A
  • pen/papier
  • geluidsopname apparatuur
  • aangepast taalgebruik (geen jargon)
  • aangepaste kledij
  • tijd
27
Q

(participerende) observatie

A

= kijken naar of deelnemen aan het dagelijks leven vd informanten
- ook context wordt bekeken (interview niet)

28
Q

onverhulde observatie

A

personen weten wat onderzoeker komt doen.

nadeel: Hawthorne-effect

29
Q

verhuld observatie

A

= niemand weet dat er onderzoek gedaan wordt OF er werd een ander onderzoekthema opgegeven (undercover)

30
Q

complete observatie

A

= wanneer de onderzoeker deel neemt aan het dagelijkse leven vd informant

31
Q

passieve observatie

A

onderzoeker is aanwezig en observeert, maar participeert niet

32
Q

welk onderscheid valt er te maken tussen documenten

A

persoonlijke documenten en algemene documenten

33
Q

manieren v data-analyse (4)

A
  • interviews lezen
  • tekst coderen
  • categoriseren
  • thematiseren
34
Q

beoordelingscriteria kwalitiatief oz (5)

A
  1. triangulatie
  2. geloofwaardigheid in verkregen gegevens (credicility)
  3. toepassingsmogelijkheid (applicability)
  4. overeenstemming in gegevens (consistency)
  5. neutraliteit
35
Q

triangulatie definitie + soorten (4)

A

= combineren v verschillende onderzoeksmogelijkheden, bevordert de kwaliteit van kwalitatief oz.

  • datatriangulatie
  • meervoudige traingulatie
  • tijdstriangulatie
  • triangulatie v methoden
36
Q

waardoor kunnen beoordelingsscriteria vertekend worden (5)

A
  1. demand characteristics
  2. verzamelen vd gegevens
  3. analyse
  4. aanwezigheid vd ander
  5. culturele verschillen