KOW week 1 Flashcards

1
Q

Sinds wanneer is HIV te behandelen?

A

1996

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor staat HAART?

A

Highly active antiretroviral therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor staat cART?

A

Combined antiretroviral therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet cART?

A

Onderdrukt de virale replicatie in een vroeg stadium, kan
daardoor de functie van het immuunsysteem deels behouden, draagt bij aan minder
chronische ontsteking markers en voorkomt HIV‐overdracht naar seksuele partners en
verlengt deels de overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadelen van cART?

A

Bijwerkingen, hoge kosten, hoge druk op therapietrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor zorgt laag CD4?

A

Kans op het krijgen van opportunistische infecties en kanker, want verminderde afweer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beloop van HIV?

A

HIV vaak asymptomatisch, kan overgaan in AIDS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke diagnostische tests zijn er voor opsporen van HIV?

A

HIV test (antistoffen): uitslag na 2 weken, PCR test: uitslag na paar dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veel voorkomende opportunistische infecties?

A

Infecties waar je normaal niet ziek van wordt, met normale afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Meest voorkomende opportunistische infecties tgv HIV?

A

Lymfomen, Kaposi sarcoma, TBC, pneumocystis jiroveci pneumonie, candida oesophagitis, cytomegalovirus, cryptokokken meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

HIV transmissie?

A

Seks, IV drugs, verticaal, bloed/bloedproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer AIDS?

A

CD4<200, 1 of meer opportunistische infecties, zonder medicatie overleving van 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Symptomen van acute HIV?

A

Hoofdpijn, keelpijn, griep, spierpijn, diarree, braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pneumocystis jiroveci pneumonie?

A

Ernstige longontsteking door gist, CD4 getal <200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cryptokokken meningitis?

A

Veroorzaakt door schimmel, koorts, malaise, hoofdpijn, verhoogde intracraniële druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kaposi sarcoma?

A

Humaan herpes virus, angiogenese-inflammatie-celproliferatie, huid of viscerale organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Doel HIV behandeling?

A

Ondetecteerbare HIV load, want undetectable = untransmittable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Zwitsers standpunt?

A

Undetectable en therapietrouw -> onbeschermde seks is veilig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met wat heeft HIV medicatie een sterke interactie?

A

Sint-janskruid en veel antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is PAP?

A

Classificatie voor mate van dysplasie -> uitstrijkje = cytologie. Biopt -> CIN (cervicale intraepitheliale neoplasie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Risicofactoren cervixca?

A

Verschillende bedpartners, immuunstatus, HPV, HIV, vroeg seksueel actief, voorgeschiedenis SOA, vroege eerste zwangerschap en meerdere zwangerschappen, roken, lage socio-economische status, genetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel procent HPV infectie geklaard?

A

80-90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

HPV pathogenese?

A
  1. Verkrijgen HPV infectie in transformatiezone
  2. Persisteren van HPV infectie
  3. Progressie van kloon van epitheelcellen van persisterend geïnfecteerd naar pre-kanker, expressie virale oncogenen E6 en E7 -> inactivatie tumorsuppressor eiwitten
  4. Ontwikkeling
24
Q

Symptomen cervixca?

A

Geen, later: contactbloedingen, vaginaal bloedverlies, dyspareuni

25
Q

Screening cervixca?

A

Bevolkingsondezoek tussen 30-60 jaar: uitstrijkje (cyto) -> PAP afwijkend -> biopt (pathologie) -> CIN

26
Q

Behandeling bij CIN1?

A

Jaarlijkse monitoring

27
Q

Behandeling CIN 2/3?

A

Lisexcisie (LETZ), imiquimod -> gel die lokale afweer vergroot. Bij HIV+ is er snellere progressie naar invasieve ziekte

28
Q

Behandeling cervixca stadium Ia?

A

Chirurgie

29
Q

Behandeling cervixca stadium Ib/IIa?

A

Radicale uterusextirpatie en pelviene lymfadenotpathie of radiotherapie (bij hoogrisico OK)

30
Q

Preventie van cervixca?

A

HPV vaccin (bivalent HPV 16 en 18) en condoomgebruik en effectieve screeningsprogramma’s

31
Q

Fasen van ontstaan cervixca?

A

Fase 1: besmetting HPV
Fase 2: persisterende HPV besmetting met ontstaan van dysplasie
Fase 3: dysplasie doorbreekt de basaalmembraan -> invasieve groei -> cervixca

32
Q

Aandoeningen geassocieerd aan HPV infectie?

A

Cervix ca, peniskanker, anuskanker, mondbodemkanker, oropharynx ca, vulva, vagina ca en genitale wratten (=benigne)

33
Q

Op welke aspecten grijpt verslaving in in het leven?

A

Huisvesting, medisch, psychisch, familie, justitie, werk

34
Q

Kenmerken verslaving?

A

Tolerantie, controleverlies, craving

35
Q

Ontstaan van verslaving?

A

Genetische kwetsbaarheid, vroegkinderlijke traumatisering en persoonlijkheidsontwikkeling, actuele omgevingsfactoren

36
Q

Verdovende middelen?

A

Alcohol, opiaten, benzo’s, GHB

37
Q

Stimulerende middelen?

A

Cafeïne, nicotine, amfetaminen, cocaïne, XTC

38
Q

Bewustzijnsveranderende middelen?

A

Cannabis, LSD, psilocybine, lachgas, ketamine

39
Q

Cannabis bestaat uit?

A

THC (bewustzijnsverandering) en CBD (verdovend effect)

40
Q

Welke factoren zijn geassocieerd met slechte therapietrouw?

A

Patiënt gerelateerd, ziekte gerelateerd, therapie gerelateerd en gezondheidszorg gerelateerd

41
Q

Welke factoren zijn patiënt gerelateerd?

A

Vergeten, depressie, kwetsbaar, verandering routine, jonge leeftijd, slechte woonomstandigheden, waarden en geloof, sociale steun, verslaving, analfabetisme

42
Q

Ziekte gerelateerde factoren?

A

hoe patiënt ernst van ziekte ervaart, grotere therapietrouw bij mensen die heel ziek zijn, uiterlijke verschijnselen van HIV (meer therapietrouw), onzichtbaarheid van ziekten

43
Q

Therapie gerelateerde factoren?

A

Grote pillen, vieze smaak, kleur/vorm, aantal x innemen, bijwerkingen, complex toedieningsschema, interactie andere middelen

44
Q

Gezondheidszorg gerelateerde factoren?

A

Slechte relatie zorgverlener/patiënt, voorschrijven recepten/continuïteit, slechte instructie zorgverlener, apotheek, groothandel

45
Q

Welke vragen kun je aan de patiënt stellen om therapietrouw in kaart te brengen?

A

Thuissituatie, begrip voor medicatie, HIV-status, acceptatie HIV, verwachting van medicatie, bijwerkingen, dagelijkse routine, het slikken van pillen, formaat en kleur van belang

46
Q

Wat zorgt voor bevordering van therapietrouw?

A

Educatie, pillendoos, alarm zetten, apps, koppelen aan gewoonte, plaatsing van medicatie, nood-medicatie op strategische plekken, sociale steun bevorderen, peer counseling, elimineren van andere problemen, financiën, huisvesting, DOT (inname onder toezicht)

47
Q

Na hoeveel jaar AIDS bij onbehandelde HIV?

A

9 jaar

48
Q

Wat zijn de belangrijkste factoren voor transmissie?

A

Viral load, genetische factoren: CXCR4, slijmvlies beschadiging

49
Q

Hoe groot is de kans dat vrouw HIV krijgt van onbehandelde HIV positieve man?

A

0,1% kans

50
Q

Hoe krijg je SOA?

A

Sperma, bloed: seks, drugsgebruik, tatoeage, zwangerschap, geboorte, vaginaal vocht, contact tussen slijmvliezen: dermis, vagina, mond, anus

51
Q

Symptomen SOA man?

A

Dysurie, frequente mictie, écoulement (afvloeiing)

52
Q

Symptomen SOA vrouw?

A

Buikpijn, slingerpijn (bewegen baarmoeder), Fitz-Hugh curtis (chlamydia ausculteren), vaak asymptomatisch

53
Q

Primaire syfilis?

A

Ulcus, pijnloos

54
Q

Secundaire syfilis?

A

Rash, van top tot teen, ook onder voetzolen

55
Q

Tertiaire syfilis?

A

Neurosyfilis

56
Q

Preventie SOA?

A

Condoomgebruik, vaccineren (hepB en HPV), vroegtijdige diagnostiek door periodieke screening

57
Q
A