Kosmografie Deel 2 Flashcards

1
Q

Sterren variëren in

A
  • helderheid
  • grootte
  • kleur ( —> Temperatuur)
  • afstand tot de aarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sterren kleur

A

Hoge temperatuur —> blauw
Lagere temperatuur —> rood
O, B, A, F, G, K, M
(Warm naar koud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterren schijnbare helderheid

A

Afhankelijk van afstand tot de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sterren absolute helderheid

A

Schijnbare helderheid omgerekend alsof sterren op zelfde afstand van de aarde staan

Referentiewaarde = zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basisdiagram sterrenkundigen

A

Hertsprung - Russell - diagram

X-as = T ster
Y-as = lichtkracht ster
Niet elke combinatie van T en helderheid komt voor —> sterren niet willekeurig op HR diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

95% van sterren HR diagram

A

Hoofdreeks
Diagonaal links boven naar rechts onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groep bovenaan rechts HR diagram

A

Rode reuzen

Groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groep linksonder HR diagram

A

Witte dwergen

Zwak licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geboorte van een ster

A
  • geboorteplaats gas- en stofnevels
  • verstoring evenwicht door bv explosie ve ster —> door schok samentrekking o.i.v. Zwaartekracht
  • vorming protoster (rechtsonder HR diagram)
  • vorming ster —> kernfusie —> ster neemt plaats in hoofdreeks
  • ster = evenwicht (zwaartekracht vs staling en materie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indien niet genoeg massa in protoster

A

kernfussie niet mogelijk
–> protoster krimpt
–> BRUINE DWERG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bruine dwerg
Definitie

A

soort reusachtige planeet bestaande uit gassen (Jupiter en Saturnus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evolutie lichte ster zoals de zon

A

zon

Rode reus

witte dwerg

zwarte dwerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kern blijft krimpen

A

T stijgt tot 100 miljoen °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kernfusie van He

A

–> C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Buitenste lagen ster weggeblazen

A

planetaire nevel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stopzetting 2e kernfusie

A
  • Weer inkrimping door zwaartekracht
  • Ster wordt kleiner, dichter en heter
    = WITTE DWERG
17
Q

witte dwerg –>

A

Koelen langzaam af, wordt donkere koude koolstof
= ZWARTE DWERG

18
Q

Opzwellen tot RODE REUS
Wat gebeurt er?

A
  • H is opgebruikt –> inkrimping
  • p en T stijgen
  • Waterstoffusie verschuift naar de lagen rond de kern
19
Q

Witte dwerg
Eigenschappen

A

enorme dichtheid; sterk samengetrokken, vaak kleiner dan de Aarde

20
Q

Witte dwerg dooft langzaam uit
(Hoe lang?)

A

na een goede tien miljard jaar is sterrestant zwarte dwerg (niet meer waarneembaar)

21
Q

evolutie zware ster

A
  • Meer kernfusiereacties (H, He, C, Ne, O, Si, Fe)
  • Door enorme uitzetting is de ster uitgezet tot SUPERREUS
  • Geen verdere fusie want
    Fe = stabielste element dat bestaat
22
Q

kernfusiereacties

A

H, He, C, Ne, O, Si, Fe

23
Q

zware ster wordt heel instabiel

A

Ster wordt heel instabiel –> stort ineen; buitenste lagen met explosieve kracht ruimte ingeslingerd: SUPERNOVA

Belang:
Vorming andere sterren
Verspreiding van veel materialen

24
Q

lot van superzware sterren

A

10 tot 30 keer massa van de zon
Massa wordt door zwaartekracht in elkaar geperst
Elektronen worden tegen protonen geduwd –> vorming van neutronen
NEUTRONENSTER (pulsar)

Meer dan 30 keer de massa van de zon
–> Zwart Gat

25
Q

Wat zijn zonnevlekken
+ cyclus

A

Koelere plaatsen op zon
Aantal varieert: cyclus van 9 tot 15 jaar
= zonnecyclus

26
Q

Actievere zon
Gevolgen

A

Meer zonnevlekken
Meer uitstoot geïononiseerd gas
= zonnewind of zonnestorm
—> Veroorzaakt poollicht (aurora borealis/australis)

27
Q

teledetectie

A

Onderzoek van aarde vanuit ruimte
M.b.v. satellieten

Observatie van eigenschappen van aarde vanop afstand
Kan met satelliet, maar ook met vliegtuig of drone

Observatie van straling die aarde reflecteert of uitstraalt

Aarde weerkaatst straling of zendt straling uit
Elk oppervlak weerkaatst straling anders of wijzigt intensiteit van straling

28
Q

Geostationaire satelliet

A

Bevindt zich steeds boven zelfde plaats van aarde
Omloopsnelheid satelliet = snelheid aardrotatie
35 890 km hoogte boven evenaarsvlak
Vb. weersatellieten

29
Q

Polaire satelliet

A

Draait in een baan van pool naar pool
Aarde roteert onder hem
Scant steeds ander deel van aarde in stroken
Hangen in lagere polaire baan (500 – 2000 km)

30
Q

als geostationaire satelliet sneller of trager zou gaan dan aardrotatie

A

wegslingeren of naar aarde slingeren

31
Q

satellietfoto’s worden bewerkt
Proces

A
  • Satelliet neemt foto’s in EM-spectrum
  • Waarnemingen worden opgenomen in 8 bits per pixel –> grijsschaal van 0 tot 256
  • Vervolgens verzonden naar aarde
  • Computerprogramma’s maken info zichtbaar
  • Kaarten met valse kleuren voor bv. buienradar
32
Q

teledetectie in gewasbescherming

A

Levende plantencel weerkaatst veel energie in nabije infrarood
In vals kleurenbeeld vaak weergegeven als rood
Geeft intensiteit van fotosynthese weer
Zieke plant doet minder aan fotosynthese
Zal minder rood kleuren

33
Q

GPS betekenis

A

Global Positioning System

34
Q

GPS
Werking

A

24 satellieten (+ 8 reserves)
26 000 km
6 verschillende banen
Uitgezonden radiogolven
Afstand tot satelliet

35
Q

Voorwaarden om locatie exact te bepalen

A
  • Satelliet + GPS met zeer nauwkeurige klok
  • Altijd minstens 3 satellieten zichtbaar
36
Q

ruimte afval

A

0,5 miljoen stukken ter grootte van knikker

37
Q

ster = evenwicht

A

(zwaartekracht vs staling en materie)

38
Q

Soorten satelliet

A

Geostationair
Polair