Kenmerkende aspecten Flashcards

1
Q

De levenswijze van Jagers-Verzamelaars

A

(het leven van jagers-verzamelaars)
Ze leefden in groepen van enkele tientallen. Ze waren nomaden, maar hadden meestal wel een basiskamp. Mannen waren jagers, vrouwen waren verzamelaars (en verzorgers). Ze maakten hun eigen wapens en jaagden op wilde dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

A

(de opkomst van de landbouw)
Door klimaatverandering, nattere winters, drogere zomers. Planten groeiden beter en werden gedomesticeerd. Er waren ook meer tembare dieren. Door boeren konden kleine groepen mensen nu op een vaste plek wonen. Want eten bleef nu op een plek. Dit is de landbouwsamenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het ontstaan van de eerste stedelijke bevolkingsgroepen

A

(de eerste steden)
Door overschot aan eten (geproduceerd door boeren, konden mensen wonen op plekken zonder landbouw. Ze kregen dit eten. Zo ontstond de stedelijke samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

A

(wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat)
Met de economische ontwikkelingen kwamen meer ambachtslieden en handelaren. Zij wouden meebeslissen met de hogere mensen. Zo ontstond politiek. Grieken dachten dat goden verantwoordelijk waren voor natuurlijke gebeurtenissen. Filosofen gingen nadenken over rationele conclusies met behulp van wetenschappen en filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

A

(cultuur in het Romeinse rijk)
Romeinen namen veel van de Griekse cultuur over. Ze stalen standbeelden en kunst en gaven Griekse goden hun eigen namen. Eigen standbeelden maakte zij realistischer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De groei van het Romeinse rijk waardoor hun cultuur zich verspreidde

A

(cultuur in het Romeinse rijk
De Romeinen hadden een Grieks-Romeinse cultuur. Doordat zij steden veroverden, verspreidden zij tegelijkertijd hun cultuur naar hun vele inwoners. Dit is de romanisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De ontwikkeling van jodendom en christendom als eerste monotheïstische geloven

A

(jodendom en christendom)
Jodendom ontstond nadat de Tenach geschreven was. Joden verspreidden het geloof van Jezus, totdat het geloof ook voor anderen werd toegestemd; door middel van doping. Dit was het christendom. De Romeinen waren bang voor de verspreiding van het christendom en verboden het. Totdat Constantijn de godsdienstvrijheid inzette. Later maakte Theodius christendom de staatsgodsdienst, 12 jaar later waren alleen joden- en christendom toegestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest Europa

A

(Romeinen en Germanen)
De Germanen namen uit bewondering, belangrijke aspecten uit de Romeinse cultuur. Zoals Latijn. Maar hun politiek was anders. De Romeinen vonden Germanen barbaren, maar sterk. Zij bouwden langs hun gebied en werden aangevallen tijdens de Slag in het Teutoburgerwoud. Verder begonnen zij Germanen toe te nemen bij hun volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het ontstaan en de verspreiding van de Islam

A

(de opkomst van de Islam)
De islam was een godsdienst van heersers. We weten weinig over het ontstaan van de Islam, maar er wordt vermoed dat het begon bij de profeet Mohammed. Hij zou een bericht van God hebben gekregen. In 622 werd hij uit Mekka verdreven naar de stad Medina waar hij geestelijk en wereldlijk leider werd. Door de uitbreiding van zijn rijk, verspreidde hij ook de Islam. Na zijn dood namen kaliefen deze taak over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe agrarische urbane cultuur (landbouwstedelijke samenleving) werd vervangen met een zelfvoorzienend agrarische cultuur (autarkisch) door hofstelsel en horigheid

A

(hofstelsel en horigheid)
Door de instorting van het Romeinse bestuur viel de landbouwstedelijke samenleving ook weg. Productie daalde, de economie ging achteruit en geld werd schaarser. Plattelandsgemeenschappen waren autarkisch. In deze gemeenschappen bevonden zich halfvrije boeren: horigen. Die hun land niet zonder toestemming mochten verlaten. Later werden deze boeren gebonden aan een domein van hun heer. En moesten werk voor hem doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

A

(het feodale stelsel)
Door persoonlijke baden tussen koningen en edelen ontstond een nieuw bestuurssysteem: het feodale stelsel/feodalisme (leenstelsel). De koning gaf land of een ambt in leen aan een vazal (leenman) in ruil voor de bescherming van dit land, en zijn leenheer leven lang trouw te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De verspreiding van het christendom in geheel Europa

A

(christendom in Europa)
Het christendom had eerst de meeste aanhangers in het oosten van het Romeinse rijk. Maar de bekering van Frankische Clovis was een keerpunt. Doordat hij een oorlog had gewonnen was hij overtuigd dat het christendom superieur was. Hij begon zijn hele rijk te kerstenen. Ook verspreidde het christendom door de volksverhuizing. Missionarissen trokken door heel Europa predikend rond, maar waren afhankelijk van bescherming van vorsten. Karel de Grote zorgde ook voor verspreiding. Maar door middel van geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor een nieuwe landbouwstedelijke samenleving

A

(de opkomst van steden)
Er kwam een einde aan invasies en plundertochten, en de handel kwam weer tot bloei. De eerste bewoners van steden waren dan ook de handelaars en ambachtslieden. En anderen (vooral boeren) waren geïnteresseerd in hun producten en gingen daarom ook naar deze steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De opkomst van stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden

A

(de stedelijke burgerij)
Steden onderhandelden met de heer uit hun buurt over voorrechten. Met deze stadsrechten waren zij bevrijd van de verplichtingen van de heer. Steden moesten zichzelf verdedigen. De koning hield wel nog toezicht. Alle burgers van de stad vielen onder het stadsrecht. Steden hadden vaak een stadsbestuur die uit het raadhuis de stad bestuurden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het begin van staatsvorming en centralisatie

A

(staatsvormig en centralisatie)
Staatsvorming en centralisatie waren mogelijk door de opkomst van de geldeconomie. De koning kon belastingen innen om staatsuitgaven te doen en militairen etc. te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Investituursstrijd

A

(kerk en staat)
Wie verdiende de macht, paus of koning?

17
Q

Verspreiding van het christelijke geloof, door kruistochten

A

(christelijk Europa en de buitenwereld)
Er waren drie soorten kruistochten:

  1. Tegen de Turken & Arabieren in het Heilige Land (Jeruzalem)
  2. Tegen islamitische Moren in Spanje (Reconquista)
  3. Tegen heidense slaven en Balten (Oost-Europa)

Door middel van kruistochten veroverde de Christenen een groot deel van Europa waardoor ze hun geloof verspreidde.

18
Q

Het veranderende mens- en wereldbeeld door de renaissance en het begin van nieuwe aandacht voor wetenschap

A

(de renaissance)
Mensen (vooral in Florence, Italië) geloofden dat men was uitgekozen door God en de natuur moest perfectioneren. Daardoor had men een nieuw optimisme, vooral voor klassieke teksten en kunst uit de oudheid.

19
Q

De hernieuwde orientatie op het erfgoed van de klassieke oudheid

A

(de renaissance)
Door de renaissance was er een nieuwe blik op de klassieke oudheid. Ook door de humanisten en boekdrukkunst kon men nu makkelijker en meer klassieke teksten lezen.

20
Q

Het begin van de Europese overzeese expansie

A

(de Europese expansie)
Indische specerijen moeilijk te verkrijgen waren. Ze waren duur en werden alleen door Arabische handelaars verkocht (en islamieten wouden niet met Europesen handelen) daardoor wouden Europeanen zelf de weg naar Indië vinden.

21
Q

de (protestantse) Reformatie die zorgde voor de splitsing van de christelijke kerk

A

(de reformatie)
Er kwam meer kritiek op de katholieke kerk van christenen en het protestantse geloof werd populairder. De reformatie zelf startte door Luthers 95 stellingen.

22
Q

Conflict in de Nederlanden wat resulteerde tot stichting van een nieuwe staat

A

(de Nederlandse opstand)
Door het conflict tussen Filips II en Willem van Oranje, of tussen katholiek geloof en godsdienstvrijheid, wouden gewesten uiteindelijk vrede sluiten en was de Unie van Utrecht, een politiek en militair bondgenootschap gevormd om Spaanse troepen te verjagen

23
Q

Wereldwijde handelscontracten, handelskapitalisme en het begin van de wereldeconomie

A

Doordat compagnieën zich verenigden tot de VOC en WIC om te handelen in andere landen en handelscontracten aanlegden over de hele wereld.

24
Q

Een bijzondere plaats in staatskundig opzicht en de bloei van economie en cultuur in de Nederlandse republiek

A

(de Gouden Eeuw)
doordat compagnies aandelen verkochten en hun geld in investeren stopten groeiden de economie van Nederland

25
Q

Het streven van vorsten naar absolute macht

A

(absolutisme)
Het absolutisme

26
Q

De wetenschappelijke revolutie

A

(de wetenschappelijke revolutie)
Door een nieuw wereldbeeld, het empirisme, en vele ontdekkingen