Kapitel 7 Woorden Flashcards
1
Q
betrunken
A
Dronken
2
Q
die Droge
A
De drug
3
Q
Enthalten
A
Bevatten
4
Q
Das Gehirn
A
De hersenen
5
Q
Jährlich
A
Jaarlijks
6
Q
Die Menge
A
De hoeveelheid
7
Q
Süchtig
A
Verslaafd
8
Q
Täglich
A
Dagelijks
9
Q
Trennen
A
Scheiden
10
Q
Wachsen
A
Groeien
11
Q
Die Beschwerden
A
De klachten
12
Q
Das Ergebnis
A
Het resultaat
13
Q
Die Kopfschmerzen
A
De hoofdpijn
14
Q
Die Krankheit
A
De ziekte
15
Q
Der Mangel
A
Het tekort
16
Q
Das Medikament
A
Het medicijn
17
Q
Die Müdigkeit
A
De vermoeidheid
18
Q
Der Ratschlag
A
Het advies
19
Q
Die Stirn
A
Het voorhoofd
20
Q
Der Wissenschaftler
A
De wetenschapper
21
Q
De arm
A
Das Arm
22
Q
Het oog
A
Das Auge
23
Q
De buik
A
Der Bauch
24
Q
Het been
A
Das Bein
25
Q
De borst
A
Die Brust
26
Q
De vinger
A
Der Finger
27
Q
De voet
A
Der Fuß
28
Q
Het gezicht
A
Das Gesicht
29
Q
De keel
A
Der Hals
30
Q
De hand
A
Die Hand
31
Q
De knie
A
Das Knie
32
Q
Het hoofd
A
Der Kopf