Kapitel 5 Zinnen

Question 1

Sorry, wat bedoel je?

Answer 1

Entschuldigung, wie bitte?

Question 2

Ik heb het niet begrepen

Answer 2

Ich habe es nicht verstanden

Question 3

Het woord ‘Flatrate’ begrijp ik niet

Answer 3

Das Wort ‘Flatrate’ verstehe Ich nicht

Question 4

Nog een keertje, asjeblieft!

Answer 4

Noch einmal, bitte!

Question 5

Kun je dat nog eens zeggen?

Answer 5

Kannst du ds noch einmal sagen?

Question 6

Wat betekent dat?

Answer 6

Was bedeutet das?

Question 7

Sorry, hoe heet dat?

Answer 7

Entschuldigung, wie heißt das?

Question 8

Ik heb geen … een eigen computer

Answer 8

Ich habe keinen … einen eigenen Computer

Question 9

Wat kost de … het mobieltje?

Answer 9

Was kostet der … das Handy?

Question 10

Hoe zegt je dat in het duits?

Answer 10

Wie sagt man das auf Deutsch?

Question 11

In het Nederlands heet dat ‘abonnement’

Answer 11

Auf Niederländisch heißt das ‘Abonnement’

Question 12

Kun je dat asjeblieft herhalen?

Answer 12

Kannst du das bitte wiederholen?

Question 13

Kun je asjeblieft langzaam spreken?

Answer 13

Kannst du bitte langsam sprechen?

Question 14

Hoe schrijf je ‘Quittung’?

Answer 14

Wie schreibt man ‘Quittung’

Question 15

Ik kijk slechts 2 uur per dag tv

Answer 15

Ich sehe nur zwei Stunden pro Tag fern.

Question 16

Hoe ziet het programma voor vandaag eruit?

Answer 16

Wie siehst das TV-Programm für heute aus?

Question 17

Naar welke serie kijk je elke dag?

Answer 17

Welche Serie siehst du dir Jeden Tag an?

Question 18

Ik zet om 8 uur de tv aan

Answer 18

Ich schalte den Fernseher um acht Uhr ein.

Question 19

Sebastiaan woont nog thuis bij zijn ouders

Answer 19

Sebastiaan wohnt noch zu Hauze bei seinen Eltern

Question 20

Detectives bevallen mij het best

Answer 20

Krimis gefallen mir am besten

Question 21

Mijn lievelingsfilm is nog 25 december in de bioscoop

Answer 21

Mein Lieblingsfilm ist noch bis zum 25. December im Kino

Question 22

We komen met de fiets naar jou

Answer 22

Wir kommen met dem Fahrrad zu dir

Question 23

Morgen ga ik naar Amsterdam, naar mijn vriendin

Answer 23

Morgen fahre ich nach Amsterdam, zu meiner Freundin

Question 24

Ga je te voet met mij naar de supermarkt

Answer 24

Gehst du mit mir zu fuß zu Supermarkt

Question 25

De lerares kijkt tv om zich te ontspannen

Answer 25

Die Lehrerin sieht fern, um sich zu entspannen

Question 26

Het hangt ervan af wat er draait

Answer 26

Es kommt darauf an, was läuft

Question 27

Ik zou nooit een sportuitzending willen missen

Answer 27

Ich möchte nie eine Sportsendung verpassen

Question 28

Reclame op tv interesseert me niet

Answer 28

Werbing in Fernseher interessiert mich nicht

Question 29

Voor de tv eet ik meestal chocolade

Answer 29

Vor dem Fernseher esse ich meistens Schokolade

Question 30

De komedie begint na het journaal

Answer 30

Die Kömodie beginnt nach den Nachrichten.

Question 31

In de zomer gaan mijn ouders naar zee

Answer 31

Im Sommer fahren meine Eltern ans Meer

Question 32

Ik ben over tien minuten ongeveer daar

Answer 32

Ich bin in etwa zehn Minuten dort

Question 33

Ga je met de metro of met de tram naar het stadion?

Answer 33

Fährst du mit der U-Bahn oder mit der Straßenbahn zum Stadion?

Question 34

Hij gaat in mei met de trein naar school

Answer 34

Er fährt im Mai mit dem Zug in die Schule.