KAPITEL 5 Flashcards
1
Q
het oog
A
das Auge
2
Q
de wenkbrauw
A
die Augenbraue
3
Q
de bril
A
die Brille
4
Q
de baard
A
der Bart
5
Q
het gezicht
A
das Gesicht
6
Q
de huid
A
die Haut
7
Q
het litteken
A
die Narbe
7
Q
de kin
A
das Kinn
8
Q
de lip
A
die Lippe
9
Q
de oor
A
das Ohr
10
Q
de neus
A
die Nase
11
Q
de piercing
A
das Piercing
12
Q
de tatoeage
A
die Tätowierung
13
Q
het kale hooofd
A
die Glatze
14
Q
de haar
A
das Haar
15
Q
de krul
A
die Locke
16
Q
de vlecht
A
der Zopf
17
Q
de drugshandel
A
der Drogenhandel
18
Q
de ontvoering
A
die Entführung
19
Q
de vervalsing
A
die Fälschung
20
Q
de gijzeling
A
die Geiselnahme
21
Q
het hooliganisme
A
der Hooliganismus
22
Q
de moord
A
der Mord
23
Q
het slachtoffer
A
das Opfer
24
de dader
der Täter/ die Täterin
25
de plaats van de misdaad
der Tatort
26
de getuige
der Zeuge/die Zeugin
26
de misdaad
das Verbrechen
27
dreigen
drohen
28
vermoorden
ermorden
29
vluchten
Flüchten
30
ontvoeren
entführen
31
vervalsen
fälschen
32
gijzelen
als Geisel nehmen
33
arrestreren
verhaften
34
blond
blond
35
donker
dunkel
36
donkerblauw
dunkelblau
37
grijs
grau
38
licht
hell
39
kwaad
böse
39
zwart
schwarz
40
timide
schüchtern
41
(on)betrouwbaar
(un)zuverlässig
