Kapitel 3, Pimpen Sie Flashcards
1
Q
betrekken van een woning
A
einziehen
2
Q
buiten zichzelf van vreugde zijn
A
aus dem Häuschen sein
3
Q
de afvalemmer
A
der Abfalleimer, die Abfalleimer
4
Q
de airconditioning
A
de Klimaanlage, die Klimaanlagen
5
Q
de bijkomende kosten
A
/, die Nebenkosten
6
Q
de brievenbus
A
der Briefkasten, die Briefkästen
7
Q
de deurklink
A
die Türklinke, die Türklinken
8
Q
de eengezinswoning
A
das Einfamilienhaus, die Einfamilienhäuser
9
Q
de huur
A
die Miete, die Mieten
10
Q
- de huur (excl. de bijkomende kosten)
- de huur (incl. de bijkomende kosten)
A
- die Kaltmiete, die Kaltmieten
- die Warmmiete, die Warmmiete,
11
Q
- de huurder
- de huurster
A
- der Mieter, die Mieter
- die Mieterin, die Mieterinnen
12
Q
de kostprijs
A
der Kostpreis, die Kostpreise
13
Q
de maandelijkse huurprijs
A
die Monatsmiete, die Monatsmieten
14
Q
- de verhuurder
- de verhuurster
A
- der Vermieter, die Vermieter
- die Vermieterin, die Vermieterinnen
15
Q
de vierkante meter
A
der Quadratmeter; doe Quadratmeter
